Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Zwolle, 2 de Septiembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Septiembre de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Zwolle

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer

Registratienummer: Awb 10/250

Uitspraak

in het geding tussen:

(…),

wonende te Leiden, eiseres,

gemachtigde: mr. M. de Clerq,

en

de raad van de gemeente Ommen, verweerder.

Procesverloop en feiten

Eiseres is sinds 1983 eigenaar van twee percelen met een oppervlakte van circa 2350 m2 en 2053 m2, nabij de Bergweg te Lemele, kadastraal bekend gemeente Ambt-Ommen, sectie N, nummers 50 en 52. Op perceel 52 bevindt zich een recreatiewoning met garage en erf. Perceel 50 is onbebouwd. Beide percelen hadden onder vigeur van het destijds geldende bestemmingsplan “Buitengebied” (het oude plan) de bestemming “Rekreatieve doeleinden –R(ZT)- (zomerhuizenterrein)".

Deze gronden waren ingevolge artikel 36, eerste lid, van de planvoorschriften van het oude plan bestemd voor zomerhuizenterrein, sport- en speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden, met de daarbij benodigde gebouwen, nadere bouwwerken en andere werken. Artikel 36, tweede lid, bevatte de bepalingen omtrent bebouwing. De zomerhuizen mochten uitsluitend vrijstaand dan wel tot maximaal 4 aaneen worden gebouwd. De maximale inhoud van een zomerhuis (inclusief bijgebouwen) mocht 200 m3 bedragen. Verder was hierin bepaald dat per hectare ten hoogste 15 zomerhuizen mochten worden gebouwd, terwijl de onderlinge afstand van de zomerhuizen ten minste 15m diende te bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van de gronden met de bestemming “Rekreatieve doeleinden” bedraagt 8,29 hectare. In totaal konden hierop in theorie 124 zomerhuizen worden gebouwd. In de praktijk kon het maximum aantal zomerhuizen lager uitkomen, onder andere als gevolg van de afstandseis van 15m die ten opzichte van al bestaande bebouwing in acht genomen diende te worden.

Op 30 januari 2003 heeft verweerder het bestemmingsplan “Buitengebied, artikel 30 WRO herziening” (het nieuwe plan) vastgesteld. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben dit plan op 9 september 2003 gedeeltelijk goedgekeurd. Op 13 november 2003 is het plan onherroepelijk geworden. Ingevolge het nieuwe plan rust op de percelen van eiseres de bestemming “Rekreatieve doeleinden – R (ZT/BL) – (zomerhuizenterrein tevens bos met landschappelijke waarde)”.

Gronden met deze bestemming zijn ingevolge artikel 36A van de planvoorschriften van het nieuwe plan bestemd voor zomerhuizenterrein, sport- en speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden, alsmede voor bos in de vorm van de opbouw, het behoud en/of herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken. Het derde lid van artikel 36A bepaalt – onder andere - dat de zomerhuizen uitsluitend vrijstaand, dan wel tot maximaal 4 aaneen worden gebouwd. De maximale inhoud van een zomerhuis bedraagt 250 m3. Per terrein of terreingedeelte mogen ten hoogste het op de kaart aangeduide aantal zomerhuizen worden gebouwd, waarbij de onderlinge afstand ten minste 15m dient te bedragen. Op de bij het bestemmingsplan behorende plankaart is aangegeven dat het maximale aantal zomerhuisjes op Zonnebloem West 34 bedraagt. Dit aantal komt overeen met het toen feitelijk aanwezige aantal. Het nieuwe plan sluit de bouw van nieuwe zomerhuizen uit.

In 2004 heeft eiseres verzocht om toekenning van een vergoeding van planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO). Verweerder heeft dit verzoek voorgelegd aan de planschadebeoordelingscommissie van de gemeente Ommen (hierna: planschadecommissie) die op 22 april 2005 een definitief advies aan verweerder heeft uitgebracht. Bij besluit van 7 september 2005 heeft verweerder het advies van de planschadecommissie overgenomen en het verzoek van eiseres om vergoeding van planschade afgewezen. Namens eiseres is op 30 november 2005 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verweerder heeft het bezwaarschrift voor advies voorgelegd aan de commissie van advies voor de behandeling bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Ommen (hierna: bezwarencommissie). De bezwarencommissie heeft op 4 april 2006 advies uitgebracht aan verweerder, strekkende tot gegrondverklaring van het bezwaar, omdat eiseres wel voor vergoeding van planschade in aanmerking zou moeten komen. Verweerder heeft het advies van de bezwarencommissie vervolgens weer voorgelegd aan de planschadecommissie. Deze commissie heeft op 7 september 2006 een nader advies uitgebracht. Bij besluit van 30 november 2006 heeft verweerder de bezwaren overeenkomstig het nadere advies van de planschadecommissie ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft verweerder het besluit van 7 september 2005 gehandhaafd op de grond dat van een planologische verslechtering geen sprake is, nu eiseres aan het voorheen geldende bestemmingsplan “Buitengebied” geen onvoorwaardelijke bouwmogelijkheid kon ontlenen. Het moment van indienen van een aanvraag om bouwvergunning was immers in de systematiek van dat bestemmingsplan bepalend voor de vraag of er nog een recreatiewoning kon worden gebouwd.

Eiseres heeft tegen het besluit van 30 november 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank. Zijdens eiseres is daarbij aangevoerd dat de bezwarencommissie wel meent dat sprake is van een planologische...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT