Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Amsterdam, 24 de Agosto de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Agosto de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 10/5297 WW, AWB 10/4520 WW en AWB 10/3709 WW

Verzoek aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in de gedingen tussen:

[eiser 1],

wonende te [woonplaats] (België),

eiser,

gemachtigde mr. P.M.T.A. van der Wulp,

[eiseres 2],

wonende te [woonplaats] (België),

eiseres,

gemachtigde mr. S.P. van der Beek-Verdoorn

en

[eiser 3],

wonende te [woonplaats] (Duitsland),

eiser,

gemachtigde mr. M.S. de Haas,

enerzijds,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),

verweerder,

gemachtigde I. Eijkhout LL.B

anderzijds.

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluiten van verschillende data de aanvragen van eisers om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), dan wel om voortzetting hiervan, afgewezen.

Bij besluiten van respectievelijk 21 september 2010, 19 augustus 2010 en 28 juni 2010 heeft verweerder de daartegen door eisers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard (de bestreden besluiten).

Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld.

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld ter zitting van 30 maart 2011. Aldaar zijn verschenen eiser [eiser 1] en zijn gemachtigde, alsmede de gemachtigde van eiseres [eiseres 2]. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting is het onderzoek heropend.

In verband met het voornemen om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) vragen te stellen, is aan partijen een conceptvraagstelling voorgelegd.

Overwegingen

  1. Feitelijke situaties

    1.1. Eiser [eiser 1] (hierna te noemen: [eiser 1]) heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij woont in België. Tot en met 30 juli 2010 was hij werkzaam in Nederland bij de firma Märklin in Oosterhout. Op 2 augustus 2010 heeft hij een aanvraag ingediend om een Nederlandse werkloosheidsuitkering, op grond van de Werkloosheidswet (WW). Deze aanvraag is door verweerder afgewezen op grond van artikel 65 van Verordening 883/2004i (hierna ook: de Verordening). Volgens verweerder moet [eiser 1] een werkloosheidsuitkering aanvragen in zijn woonland, België.

    1.2. Eiseres [eiseres 2] (hierna te noemen: [eiseres 2]) heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij woont in België. Zij was werkzaam in Nederland. Nadat zij werkloos was geworden, is aan haar per 1 mei 2009 een Nederlandse werkloosheidsuitkering toegekend. Per 26 april 2010 heeft [eiseres 2] nieuw werk gevonden. Verweerder heeft hierop haar WW-uitkering beëindigd. Hierbij is meegedeeld dat als zij vóór 25 oktober 2010 opnieuw werkloos zou worden, zij voortzetting van haar WW-uitkering kan aanvragen.

    Op 18 mei 2010 heeft [eiseres 2] een verzoek om voortzetting van haar WW-uitkering ingediend. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Volgens verweerder is sprake van een nieuwe beoordeling van de werkloosheid en is, nu het verzoek dateert van na 1 mei 2010, zijnde de datum van inwerkingtreding van de Verordening, genoemd artikel 65 van toepassing. [eiseres 2] dient zich daarom te wenden tot haar woonland, België.

    1.3. Eiser [eiser 3] (hierna te noemen: [eiser 3]) heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij woont in Duitsland. Hij was werkzaam in Nederland. Nadat hij werkloos was geworden, is aan hem per 2 februari 2009 een Nederlandse werkloosheidsuitkering ingevolge de WW toegekend. Met ingang van maart 2009 is [eiser 3] gedeeltelijk, en vanaf 1 april 2009 volledig, gaan werken als zelfstandige. Per 6 april 2009 heeft verweerder de WW-uitkering beëindigd. Bij het besluit hierover is aan [eiser 3] meegedeeld dat als hij vóór 30 augustus 2011 volledig stopt met werken als zelfstandige, hij voortzetting van zijn WW-uitkering kan aanvragen.

    Nadat [eiser 3] is gestopt met zijn werk als zelfstandige heeft hij om voortzetting van de WW-uitkering verzocht, welk verzoek door verweerder is afgewezen. Omdat [eiser 3] na 1 mei 2010 met zijn werk als zelfstandige is gestopt, dient hij een werkloosheidsuitkering aan te vragen in zijn woonland, Duitsland, aldus verweerder. Het in de Verordening neergelegde

    overgangsrecht is volgens verweerder niet van toepassing.

  2. Grondslag van de bestreden besluiten

    2.1. In alle drie gedingen heeft verweerder het besluit tot weigering van een werkloosheidsuitkering gebaseerd op artikel 65 van de Verordening. Dit artikel luidt - voor zover in deze gedingen van belang - als volgt:

    65 lid 2:

    De volledig werkloze, die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, (...) in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde en in die lidstaat blijft wonen of ernaar terugkeert, stelt zich ter beschikking van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij woont. Onverminderd de toepassing van artikel 64 mag een volledig werkloze zich daarnaast ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden (...) heeft verricht.

    65 lid 3:

    De in lid 2, eerste zin, bedoelde werkloze registreert zich als werkzoekende bij de bevoegde diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij woont, wordt onderworpen aan de daar georganiseerde controles, en houdt zich aan de door de wetgeving van die lidstaat gestelde voorwaarden. Indien hij zich tevens als werkzoekende wenst te registreren in de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden (...) heeft verricht, voldoet hij volledig aan de in die lidstaat geldende verplichtingen.

    65 lid 5:

    1. De in lid 2, eerste en tweede zin, bedoelde werkloze heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, alsof hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden (...) aan die wetgeving onderworpen was. Deze prestaties worden verleend door het orgaan van de woonplaats.

    2. Een werknemer die geen grensarbeider is, en aan wie de uitkering is verleend voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, heeft echter bij zijn terugkeer naar de lidstaat van de woonplaats, eerst recht op uitkering overeenkomstig artikel 64, waarbij het recht op uitkering krachtens onderdeel a) geschorst wordt, zolang hij recht op uitkering heeft krachtens de wetgeving waaraan hij het laatst onderworpen was.

    65 lid 6:

    De door het orgaan van de woonplaats verleende uitkeringen krachtens lid 5 blijven ten laste van dit orgaan.

    2.2. Niet in geschil is dat op grond van de tekst van artikel 65 geen aanspraak bestaat op een Nederlandse werkloosheidsuitkering. Eisers hebben echter een beroep gedaan op het arrest Mietheii en betoogd dat zij op grond hiervan de mogelijkheid hebben zich voor een werkloosheidsuitkering te wenden tot hun voormalige werkland.

    2.3. Niet is in geschil dat eisers onder de regelgeving van Verordening 1408/71 allen als zogenoemde Miethegevallen zijn te kwalificeren. Bij [eiseres 2] en [eiser 3] is dit -naar door verweerder ter zitting ook is bevestigd- ook daadwerkelijk gebeurd toen zij op een datum gelegen voor 1 mei 2010 werkloos werden en hun een Nederlandse werkloosheidsuitkering is toegekend. In de dossiers in de zaken [eiser 1] en [eiser 3] bevindt zich ook een scorelijst van verweerder waaruit zulks blijkt.

    Eisers stellen nog steeds aanspraken te kunnen ontlenen aan het arrest Miethe. De zich voordoende vraag is dan ook of het arrest Miethe zijn gelding heeft behouden onder de per 1 mei 2010 van kracht zijnde Verordening 883/2004.

  3. Kader ten aanzien van de specifieke bepalingen over werkloosheid tot 1 mei 2010 en het arrest Miethe

    3.1. Verordening 883/2004 is op 1 mei 2010 in werking getreden. Voordien was de beoordeling van het recht van grensarbeiders op prestaties bij werkloosheid geregeld in artikel 71 van Verordening 1408/71iii. Dit artikel luidt -voor zover hier relevant- als volgt:

    Artikel 71 van Verordening 1408/71

    71, lid 1, a-ii: De volledig werkloze grensarbeider heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, alsof die wettelijke regeling tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op hem van toepassing was geweest; deze uitkering wordt door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend;

    71, lid 1, b-i: Een werknemer die geen grensarbeider is en gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden of volledig werkloos is, doch ter beschikking blijft van zijn werkgever of van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de bevoegde staat, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van die staat, alsof hij op het grondgebied van die staat woonde; deze uitkering wordt door het bevoegde orgaan verleend;

    71, lid 1, b-ii: Een werknemer die geen grensarbeider is, volledig werkloos is en zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de lidstaat waarop hij woont of die naar dit grondgebied terugkeert, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van die staat, alsof hij zijn laatste werkzaamheden op het grondgebied daarvan had uitgeoefend; deze uitkering wordt door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend. (...)

    3.2. Wat de aanwijzing van de toepasselijke wetgeving betreft, vormt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT