Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Amsterdam, 6 de Diciembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Diciembre de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 10/630 BELEI

tussenuitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Service-Stations [naam] Amsterdam B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

gemachtigde mr. J.A.N. Baas,

en

burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder,

gemachtigde mr. B.P.M. van Ravels.

Procesverloop

Bij brief van 2 juni 2006 heeft eiseres verweerder verzocht om de schade te vergoeden die eiseres heeft geleden in verband met de aanleg van de Noord-Zuidlijn.

Bij besluit van 16 januari 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een schadevergoeding toegekend van € 45.178 voor het jaar 2005 en € 120.546 voor het jaar 2006, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens is een vergoeding van deskundigenkosten toegekend van € 1.500.

Bij besluit van 6 januari 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2011. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [persoon 1] en [persoon 2]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en door mr. [persoon 3] van het Schadebureau Noord-Zuidlijn.

Op 10 maart 2011 heeft de rechtbank besloten het op de zitting gesloten onderzoek te heropenen en de Stichting advisering Bestuursrechtspraak (Stab) benoemd als deskundige voor het uitbrengen van een advies over de schadeberekeningen.

De Stab heeft bij rapport van 24 juni 2011 advies uitgebracht.

Eiseres en verweerder hebben beiden schriftelijk op dit advies gereageerd en de rechtbank toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder nadere zitting. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. Eiseres exploiteert sinds 1 januari 1990 twee langs de Nieuwe Leeuwarderweg in Amsterdam-Noord gelegen verkooppunten van motorbrandstoffen. Als gevolg van de werkzaamheden voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn, die verdiept in de middenberm van de Nieuwe Leeuwarderweg wordt aangelegd, lijdt eiseres sinds maart 2005 schade. Door de werkzaamheden is de bereikbaarheid van de tankstations verslechterd en het verkeer op de Nieuwe Leeuwarderweg afgenomen. Daardoor is het aantal bezoekers van de tankstations gedaald.

  2. Bij brief van 2 juni 2006 heeft eiseres op grond van de Verordening Nadeelcompensatie en Planschade Noord-Zuidlijn (de Verordening) verzocht om toekenning van schadevergoeding vanwege de aanleg van de Noord-Zuidlijn.

    Op 6 november 2008 heeft de Schadecommissie Noord-Zuidlijn (de schadecommissie) een definitief advies uitgebracht.

  3. Bij het primaire besluit heeft verweerder in navolging van het voornoemde advies een vergoeding van nadeelcompensatie aan eiseres toegekend van € 45.178 voor het jaar 2005 en € 120.546 voor het jaar 2006 alsook een vergoeding voor deskundigenkosten van

    € 1.500.

    Op 26 februari 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit. Bij de bezwaargronden van 23 maart 2009 heeft eiseres een rapport overgelegd van E.K. Williams Nederland B.V. waarin een schadeberekening is gemaakt.

    De bezwarencommissie heeft bij brief van 27 april 2009 een aantal vragen gesteld aan de schadecommissie. Op 21 april 2009 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op 11 augustus 2009 heeft de schadecommissie een reactie gegeven. Op 18 september 2009 heeft eiseres daarop gereageerd. Op 7 december 2009 heeft de bezwarencommissie geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Het bestreden besluit is conform dit advies genomen.

  4. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder in strijd met artikel 16, tweede lid, van de Verordening eiseres niet in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze naar voren te brengen naar aanleiding van het definitieve rapport van de schadecommissie van 6 november 2009, zoals eiseres heeft gesteld. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de Verordening wordt, voordat de gemeenteraad bij zijn besluit geheel of gedeeltelijk afwijkt van het verzoek, de verzoeker onder de overige in artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde voorwaarden in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze bij de gemeenteraad naar voren te brengen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat voor het woord “verzoek” in artikel 16, tweede lid, van de Verordening, in dit geval “advies van de schadecommissie” moet worden gelezen, hetgeen ook in lijn is met artikel 4:7 van de Awb. Verweerder kan immers niet afwijken van het verzoek van eiseres, maar dient daar op te beslissen. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.

  5. Planschade of nadeelcompensatie.

    4.1. Eiseres heeft in beroep gesteld dat ten onrechte geen planschade maar nadeelcompensatie is toegekend. Het vroegere Uitbreidingsplan bevatte een bindend wegprofiel en dat voorzag niet in verdiepte aanleg van de Noord-Zuidlijn.

    4.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dit tracégedeelte voorafgaand aan het in werking treden van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn al was opgenomen in het bestemmingsplan Partiële herziening van het noordelijk gedeelte van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam, goedgekeurd op 21 november 1961. Het plan maakte de realisering mogelijk van wegen en een tramlijn met een tracébreedte van 54 m. Verweerder verwijst naar de toelichting bij het Algemeen Uitbreidingsplan, waarin staat vermeld dat de voorbeeldprofielen van de voor de tramaanleg in aanmerking komende hoofdwegen zijn ontworpen op een breedte van “54 meter tussen de rooilijnen”. Het dwarsprofiel op de plankaart is niet bindend omdat het Uitbreidingsplan geen voorschriften bevatte die verwijzen naar het dwarsprofiel.

    4.3. De Stab heeft aangegeven dat de conclusie van de schadecommissie dat de aanleg van de Noord-Zuidlijn al op grond van het oude planologische regime mogelijk was, niet kan worden gedeeld, omdat het in het Uitbreidingsplan vervatte dwarsprofiel destijds volgens de (toen geldende) jurisprudentie bindende werking had. Die jurisprudentie is pas in 1997 gewijzigd. Voor eiseres is echter geen planologisch nadeligere situatie ontstaan door het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn. Weliswaar had onder het oude regime niet dezelfde infrastructuur kunnen worden gerealiseerd als onder het nieuwe bestemmingsplan, maar er had wel een grotendeels vergelijkbare overlast kunnen optreden bij het realiseren, wijzigen of aanpassen van de infrastructuur zoals die mogelijk was op basis van het uitbreidingsplan. In dit geval is tijdelijk nadeel ondervonden bij de aanleg van de Noord-Zuidlijn doordat de beide stations minder goed bereikbaar waren. De schade in 2005 en 2006 is uitvoeringsschade en vergoeding hiervan moet ingevolge vaste jurisprudentie worden aangemerkt als nadeelcompensatie, waarbij het normaal maatschappelijk risico een rol speelt.

    4.4. Eiseres heeft in haar reactie van 5 september 2011 aangegeven dat het nieuwe bestemmingsplan voorzag in aanleg op 3,55 +NAP met een afwijking van vijf meter, alsmede gewezen op het besluit van verweerder van 22 mei 2006 waarin een vrijstelling is verleend als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) voor verdiepte aanleg op -3,50 meter NAP.

    4.5. Verweerder heeft zich in zijn reactie van 22 september 2011 verenigd met de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT