Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 9 de Abril de 2010

Datum uitspraak 9 de Abril de 2010
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

9 april 2010

Eerste Kamer

08/01354

08/01394

RM/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak met rolnummer 08/01354 van:

DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

zetelende te 's-Gravenhage,

EISER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,

advocaten: mr. G. Snijders en mr. G.J.H. Houtzagers,

t e g e n

  1. STICHTING PROEFPROCESSENFONDS CLARA WICHMANN,

    gevestigd te Amsterdam,

  2. NEDERLANDSE JURISTENCOMITÉ VOOR DE MENSENRECHTEN,

    gevestigd te Leiden,

  3. STICHTING HUMANISTISCH OVERLEG MENSENRECHTEN,

    gevestigd te Utrecht,

  4. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR VROUWENBELANGEN, VROUWENARBEID EN GELIJK STAATSBURGERSCHAP,

    gevestigd te Amsterdam,

  5. VERENIGING VROUWENNETWERK NEDERLAND,

    gevestigd te Utrecht,

    VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidenteel cassatieberoep,

    advocaat: mr. K.G.W. van Oven;

    en

    in de zaak met rolnummer 08/01394 van:

    de vereniging DE STAATKUNDIG GEREFORMEERDE PARTIJ,

    gevestigd te 's-Gravenhage,

    EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,

    advocaat: mr. J.P. Heering,

    t e g e n

  6. STICHTING PROEFPROCESSENFONDS CLARA WICHMANN,

    gevestigd te Amsterdam,

  7. NEDERLANDSE JURISTENCOMITÉ VOOR DE MENSENRECHTEN,

    gevestigd te Leiden,

  8. STICHTING HUMANISTISCH OVERLEG MENSENRECHTEN,

    gevestigd te Utrecht,

  9. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR VROUWENBELANGEN, VROUWENARBEID EN GELIJK STAATSBURGERSCHAP,

    gevestigd te Amsterdam,

  10. VERENIGING VROUWENNETWERK NEDERLAND,

    gevestigd te Utrecht,

    VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidenteel cassatieberoep,

    advocaat: mr. K.G.W. van Oven.

    Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als respectievelijk de Staat, de SGP en Clara Wichmann c.s.

  11. Het geding in feitelijke instanties in de beide zaken

    Voor het verloop van het geding in de feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. het vonnis in de zaak 210930/HA ZA 03/3395 van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 september 2005 en

    2. de arresten in de zaak rolnummer 05/1725 van 16 februari 2006 en 20 december 2007.

  12. Het geding in cassatie

    in de zaak met rolnummer 08/01354:

    Tegen het arrest van het hof van 20 december 2007 heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. Clara Wichmann c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaten en voor Clara Wichmann c.s. namens hun advocaat door mr. M.H.J. van Maanen, advocaat bij de Hoge Raad, en door mr. W.H. van Hemel, mr. A. Collignon en mr. T. Barkhuysen, advocaten te Amsterdam.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het principaal en het incidenteel beroep.

    Mr. Snijders heeft namens de Staat bij brief van 10 december 2009 op die conclusie gereageerd.

    in de zaak met rolnummer 08/01394

    Tegen het arrest van het hof van 20 december 2007 heeft de SGP beroep in cassatie ingesteld.

    Clara Wichmann c.s. hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de SGP in haar cassatieberoep voorzover deze middelen aanvoert die niet ook door de Staat in zijn cassatieberoep zijn aangevoerd in de zaak 08/01354, en tot verwerping van het beroep, voorzover de SGP daarin wel ontvankelijk is. Clara Wichmann c.s. hebben voorts incidenteel cassatieberoep ingesteld.

    De SGP heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel cassatieberoep.

    De zaak is voor de SGP toegelicht door haar advocaat en voor Clara Wichmann c.s. namens hun advocaat door mr. M.H.J. van Maanen, advocaat bij de Hoge Raad, en door mr. W.H. van Hemel, mr. A. Collignon en mr. T. Barkhuysen, advocaten te Amsterdam

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het principaal en het incidenteel beroep.

    De advocaat van de SGP heeft bij brief van 10 december 2009 op die conclusie gereageerd.

  13. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de SGP in de zaak met rolnummer 08/01394

    3.1 Clara Wichmann c.s. hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de SGP in haar beroep voorzover de SGP middelen aanvoert die niet door de Staat zijn aangevoerd in de zaak met rolnummer 08/01354. Volgens Clara Wichmann c.s. is het de SGP als gevoegde partij niet toegestaan de rechtsstrijd tussen de Staat en Clara Wichmann c.s. uit te breiden. Zij wijst daartoe op HR 14 maart 2008, nr. C06/236, LJN BC6692, NJ 2008, 168, waarin is beslist dat de partij die zich in cassatie voegt, niet zelf middelen tegen de bestreden uitspraak kan aanvoeren ook al mocht de cassatietermijn nog niet zijn verstreken.

    Dit betoog faalt op grond van het volgende.

    3.2 In hoger beroep heeft het hof, in cassatie onbestreden, vastgesteld dat de SGP een voldoende belang had als bedoeld in art. 217 Rv. om zich aan de zijde van de Staat te voegen. Het heeft bijgevolg de SGP op haar daartoe strekkende vordering als gevoegde partij toegelaten. Daarmee is de SGP partij geworden in de procedure tussen de Staat en Clara Wichmann c.s. Aan de gevoegde partij komt het recht toe zelfstandig en op zelfstandig aangevoerde gronden een rechtsmiddel tegen de uitspraak aan te wenden om te voorkomen dat de uitspraak jegens haar in kracht van gewijsde gaat en beslissingen daarin jegens haar gezag van gewijsde verkrijgen. Dat aldus mogelijk ten opzichte van de gevoegde partij een uitspraak wordt vernietigd die, bij gebreke van het aanwenden van een rechtsmiddel door de partij aan wier zijde zij zich heeft gevoegd, jegens deze laatste wèl in kracht van gewijsde gaat, is niet beslissend, aangezien een dergelijke situatie zich steeds kan voordoen in het geval van deelneming aan het geding door meer partijen aan dezelfde zijde (subjectieve cumulatie).

    3.3 Tot het zojuist genoemde doel kon de SGP dan ook zelfstandig tegen de uitspraak van het hof cassatieberoep instellen. Daarbij was zij niet gebonden aan de middelen die de Staat in het door hem ingestelde cassatieberoep heeft voorgesteld. Het betreft immers twee zelfstandige cassatiegedingen en van uitbreiding van de rechtsstrijd in cassatie tussen de Staat en Clara Wichmann c.s. is dan ook geen sprake.

    De door Clara Wichmann c.s. aangehaalde beslissing in HR 14 maart 2008, nr. C06/236, LJN BC6692, NJ 2008, 168 is niet van toepassing in een geval als het onderhavige waarin voeging niet pas in cassatie maar al in hoger beroep heeft plaatsgevonden.

  14. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep in de zaken 08/01354 en 08/01394

    4.1 De opvatting van de SGP ten aanzien van het passief kiesrecht van de vrouw

    4.1.1 In deze zaak staat centraal de opvatting van de SGP dat de vrouw geen passief kiesrecht toekomt voor de algemeen vertegenwoordigende overheidsorganen. Deze opvatting is tot uitdrukking gebracht in art. 10 van het Program van Beginselen van de SGP.

    De afwijzing van het passief vrouwenkiesrecht vindt haar grond in de overtuiging van de SGP dat krachtens Gods scheppingsorde man en vrouw weliswaar volstrekt gelijkwaardig zijn (zij zijn "een gelijkwaardige twee-eenheid binnen de schepping") maar niet gelijk zijn en dat elk van hen een eigen specifieke, van elkaar onderscheiden roeping en plaats heeft ontvangen. In deze orde is de man het hoofd van de vrouw: "De man is het eerst door God geschapen. De vrouw is genomen uit de man. Daarin is de vrouw 'ondergeschikt' aan de met 'verantwoordelijkheid' beklede man, maar beslist niet minderwaardig" (art. 7 van het Program van Beginselen met toelichting). Daarom is het regeerambt aan de man voorbehouden. Dit sluit het regeren door de vrouw uit, zodat zij geen zitting behoort te nemen in politieke organen, zowel vertegenwoordigende als bestuurlijke. Als gevolg daarvan heeft de vrouw naar de opvatting van de SGP geen passief kiesrecht (toelichting op art. 10).

    4.1.2 De SGP brengt als politieke partij haar afwijzing van het passief kiesrecht van de vrouw in de praktijk door geen vrouwen kandidaat te stellen voor de verkiezingen van de algemeen vertegenwoordigende overheidsorganen. In deze zaak staat ter beoordeling of de Staat hiertegen dient op te treden.

    4.1.3 Geen rol speelt thans meer dat de SGP evenmin vrouwen als (gewoon) lid van haar partij toeliet, aangezien als gevolg van een statutenwijziging in 2006 vrouwen lid kunnen zijn van de SGP met stemrecht in de algemene ledenvergadering en het recht in de partij bestuursfuncties te vervullen. In de visie van de SGP kan men overigens alleen lid worden van de SGP als men haar grondslag en doelstelling, daaronder begrepen het Program van Beginselen, onderschrijft, zodat de leden, en dus ook vrouwelijke leden, juridisch gebonden zijn aan het Program van Beginselen en aan de daaruit voortvloeiende opvatting dat vrouwen het regeerambt en daarmee het passief kiesrecht in de algemeen vertegenwoordigende organen niet toekomt. De SGP overweegt nieuwe leden een schriftelijke verklaring te laten ondertekenen waarin is opgenomen dat het aspirant-lid grondslag en doelstelling van de SGP onderschrijft.

    4.2 Het geschil

    4.2.1 In de beide zaken gaat het om de vraag of de Staat onrechtmatig handelt door niet de maatregelen te nemen welke art. 7, aanhef en onder (a) en (c), van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (hierna: het Vrouwenverdrag) van hem vergt in relatie tot het in 4.1 bedoelde standpunt van de SGP met betrekking tot het passief kiesrecht van vrouwen.

    4.2.2 Na de totstandkoming van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) is onder auspiciën van de Verenigde Naties een reeks verdragen tot stand gekomen waarin grondrechten, met inbegrip van het beginsel van gelijke behandeling, zijn uitgewerkt voor bepaalde doelgroepen. Zo is op 18 december 1979 te New York het Vrouwenverdrag tot stand gebracht. Art. 7 Vrouwenverdrag geeft met betrekking tot de politieke rechten van vrouwen de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT