Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 13 de Abril de 2010

Datum uitspraak13 de Abril de 2010
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200905702/1/V3.

Datum uitspraak: 13 april 2010

Raad van State

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Verwijzingsuitspraak op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 6 juli 2009 in zaak nr. 08/28325 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris van Justitie.

  1. Procesverloop

    Bij onderscheiden besluiten van 28 december 2007 en 7 februari 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen en deze verblijfsvergunning ingetrokken.

    Bij besluit van 31 juli 2008 heeft de staatssecretaris de daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

    Bij uitspraak van 6 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 3 augustus 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2009, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. B. Mor-Yazir, advocaat te Utrecht, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. G.M.H. Hoogvliet, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

    Bij brieven van 4 maart 2010 en 5 maart 2010 heeft de Afdeling partijen medegedeeld dat het onderzoek is heropend en dat zij voornemens is het Hof van Justitie van de Europese Unie te verzoeken bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een voor te leggen vraag. De tekst van deze vraag was in concept bijgevoegd.

    Bij brieven van 22 maart 2010 en 24 maart 2010 hebben de vreemdeling en de minister van Justitie een reactie gegeven.

  2. Overwegingen

    Wettelijk kader

    2.1. Op 12 september 1963 is een overeenkomst, waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap (hierna: de Gemeenschap) en de Republiek Turkije, ondertekend. Deze is namens die Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad van de Gemeenschap (hierna: de Raad) van 23 december 1963 (PB 1964, 217) (hierna: de Associatieovereenkomst).

    Ingevolge artikel 6 van de Associatieovereenkomst verenigen de Overeenkomstsluitende Partijen zich in een Associatieraad, die handelt binnen de grenzen van de hem door de Overeenkomst verleende bevoegdheden, teneinde de toepassing en de geleidelijke ontwikkeling van de associatieregeling te verzekeren.

    Ingevolge artikel 12 komen de Overeenkomstsluitende Partijen overeen zich te laten leiden door de artikelen 48, 49 en 50 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, thans na wijziging, artikelen 45, 46 en 47 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, teneinde onderling geleidelijk het vrije verkeer van werknemers tot stand te brengen.

    Op 23 november 1970 is een Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst (hierna: het Aanvullend Protocol) ondertekend. Het is namens de Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij verordening (EEG) nr. 2760/72 van de Raad van 19 december 1972 (PB L 293).

    Ingevolge artikel 36 van het Aanvullend Protocol, voor zover thans van belang, wordt het vrije verkeer van werknemers tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Turkije geleidelijk tot stand gebracht overeenkomstig de in artikel 12 van de Associatieovereenkomst neergelegde beginselen. De hiertoe nodige regels worden door de Associatieraad bepaald.

    De Associatieraad heeft krachtens artikel 12 van de Associatieovereenkomst en artikel 36 van het Aanvullend Protocol op 20 december 1976 besluit nr. 2/76 genomen, dat volgens artikel 1 daarvan bedoeld is als een eerste stap op weg naar de verwezenlijking van het vrije verkeer van werknemers tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Turkije. Op 19 september 1980 heeft de Associatieraad besluit nr. 1/80 betreffende de ontwikkeling van de Associatie (hierna: besluit nr. 1/80) genomen. Dit besluit dient er volgens de derde overweging van de considerans toe om op sociaal gebied de regeling voor werknemers en hun gezinsleden te verbeteren ten opzichte van de regeling die is ingevoerd bij voormeld besluit nr. 2/76.

    Ingevolge artikel 6, eerste lid, van besluit nr. 1/80 heeft de Turkse werknemer die tot de legale arbeidsmarkt van een Lidstaat behoort:

    - na een jaar legale arbeid in die Lidstaat recht op verlenging van zijn arbeidsvergunning bij dezelfde werkgever indien deze werkgelegenheid heeft;

    - na drie jaar legale arbeid en onder voorbehoud van de aan de werknemers uit de Lidstaten van de Gemeenschap te verlenen voorrang, in die Lidstaat het recht om in hetzelfde beroep bij een werkgever van zijn keuze te reageren op een ander arbeidsaanbod, gedaan onder normale voorwaarden en geregistreerd bij de arbeidsbureaus van die Lidstaat;

    - na vier jaar legale arbeid in die Lidstaat vrije toegang tot iedere arbeid in loondienst naar zijn keuze.

    Ingevolge het derde lid wordt de wijze van toepassing van de leden 1 en 2 geregeld in de nationale voorschriften.

    Ingevolge artikel 7, eerste lid, eerste streepje, van besluit nr. 1/80 hebben gezinsleden van een tot de legale arbeidsmarkt van een Lidstaat behorende Turkse werknemer, die toestemming hebben gekregen om zich bij hem te voegen, het recht om – onder voorbehoud van de aan de werknemers uit de Lidstaten van de Gemeenschap te verlenen voorrang – te reageren op een arbeidaanbod, wanneer zij tenminste drie jaar aldaar legaal wonen.

    Ingevolge artikel 8, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) heeft de vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14.

    Ingevolge artikel 14, tweede lid, voor zover thans van belang, wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor verblijf is toegestaan.

    Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder g, kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij in Nederland wil verblijven.

    Ingevolge artikel 16a, eerste lid, voor zover thans van belang, kan een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen op gronden, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder b tot en met g.

    Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, voor zover thans van belang, kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend.

    Ingevolge artikel 19, voor zover thans van belang, kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden ingetrokken op de grond bedoeld in artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f.

    Ingevolge artikel 4.43 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) deelt de vreemdeling die rechtmatig verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Vw 2000 en die niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend, dit onmiddellijk mee aan de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente waar de vreemdeling verblijft, is gelegen.

    Ingevolge artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover thans van belang, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor voortgezet verblijf, worden verleend aan de vreemdeling die drie jaar in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning voor gezinshereniging of gezinsvorming.

    Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan de verblijfsvergunning worden verleend, indien in de in het eerste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT