Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Maastricht, 10 de Mayo de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak10 de Mayo de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht

parketnummer: 03/630365-09

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 mei 2010

in de strafzaak tegen

[naam verdachte],

geboren te [geboortegegevens verdachte],

wonende te [adresgegevens verdachte].

Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 april 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: als bestuurder van een motorfiets [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, dan wel een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor die persoon is omgekomen, dan wel waardoor gevaar op de weg is veroorzaakt;

Feit 2: als bestuurder van een motorfiets heeft geprobeerd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor die persoon zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel waardoor gevaar op de weg is veroorzaakt;

Feit 3: een motorfiets al dan niet opzettelijk heeft geheeld ;

Feit 4: als bestuurder van een motorfiets zonder rijbewijs heeft gereden.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte [naam slachtoffer 1] opzettelijk heeft gedood door haar met zijn motorfiets aan te rijden. Zij acht dit bewezen aangezien verdachte binnen de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold, op een zondag waarop daar veel verkeer reed, met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur over de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer is blijven rijden. Daarbij passeerde verdachte drie voor hem rijdende auto’s, die reeds door middel van een knipperende richtingaanwijzer hadden aangegeven dat zij linksaf wilden slaan en bovendien is verdachte een middengeleider met een verkeersheuvel links voorbij gereden om vervolgens tegen de, zich voor de drie auto’s bevindende, door [naam slachtoffer 1] bestuurde auto aan te rijden, tengevolge van welk verkeersongeval [naam slachtoffer 1] ter plaatse is overleden. Verdachte heeft, door (overigens zonder rijbewijs) op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer bestemd te blijven rijden door een dorpskern, op een weggedeelte dat bovendien wegens een bocht in de weg niet geheel overzichtelijk is, middengeleiders en zebrapaden negerend, zich willens en wetens bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat andere daar rijdende verkeersdeelnemers het leven zouden verliezen. Het is gezien de zeer hoge snelheid van de motorfiets voor andere weggebruikers niet mogelijk op de nadering ervan te anticiperen. Verdachte heeft zijn auto als een wapen gebruikt, als een ongeleid projectiel. Ook een foto van de auto van [naam slachtoffer 1] na het ongeval laat zien dat verdachte met zeer hoge snelheid heeft gereden, omdat deze auto op het sterkste punt is geraakt, namelijk op de stijl tussen voor- en achterbank, en desondanks deze auto ernstig is ingedeukt, waardoor [naam slachtoffer 1] is overleden. Uit niets blijkt dat verdachte iets heeft gedaan om dit ongeval te voorkomen.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat de zich in deze auto bevindende passagier [naam slachtoffer 2] geluk heeft gehad dat zij dit verkeersongeval heeft overleefd, reden waarom ten aanzien van haar poging tot doodslag bewezen geacht wordt.

De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat de gestolen motorfiets tekenen van braak vertoonde, daar het slot was weggehaald. Mededader [naam mededader 1] wist dat de motor gestolen was en verdachte en deze mededader zijn eerder veroordeeld ter zake van motordiefstal. [naam mededader 1] zat achterop de motorfiets met een slotentrekker in de mouw van zijn jas en volgens de verklaring van [naam mededader 1] waren zij op weg naar een andere te stelen motor.

Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie, onder verwijzing naar een uittreksel uit het ROMA-register, aangevoerd dat verdachte gereden heeft zonder dat aan hem een rijbewijs voor het besturen van een motorfiets afgegeven was.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair gepleit tot vrijspraak van het aan verdachte onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde en ook van het aan verdachte onder 1 en 2 telkens subsidiair ten laste gelegde, gelet op hetgeen daartoe in de (bij dit vonnis gevoegde) pleitnota van de raadsman is gesteld; waar nodig zal het verweer hierna inhoudelijk nader aan bod komen.

De raadsman heeft subsidiair ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde opgemerkt dat er, gezien de rapportages (op de pagina’s 140 tot en met 142 van het dossier) omtrent het letsel van [naam slachtoffer 2], geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich ter zake van het onder 1 en 2 telkens meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De raadsman heeft betreffende feit 3 opgemerkt dat, nu de contactsleutel van de motorfiets ontbrak, verdachte gelet op diens strafverleden redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze motorfiets van diefstal afkomstig was en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft zich ook betreffende feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, stellende dat verdachte geen rijbewijs had.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1 en 2

Inleiding

Op zondag 27 juli 2008 heeft op de Klimmenderweg te Klimmen, ter hoogte van het kruispunt met de Achtbunderstraat, een aanrijding plaatsgevonden waarbij een personenauto, merk Volkswagen Golf (hierna: de Golf) en een motor met kenteken [..-...-.] (hierna: de motor) betrokken waren. De bestuurster van de Golf is ter plekke overleden, de bijrijdster, die later [naam slachtoffer 2] bleek te zijn, was er ernstig aan toe. De Golf was doende linksaf te slaan, de Achtbunderstraat in, toen hij in de linkerflank werd gereden door de motor die niet tijdig kon remmen. De ten gevolge van het ongeval overleden bestuurster is op 27 juli 2008 geïdentificeerd als zijnde [naam slachtoffer 1]. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ten tijde van deze aanrijding de motor door hem werd bestuurd. Er waren diverse getuigen van het ongeval.

Overwegingen

Allereerst dient te worden beoordeeld of verdachte opzet had op de dood van [naam slachtoffer 1] (feit 1) en de poging daartoe ten aanzien van [naam slachtoffer 2] (feit 2).

Uit de analyse van het ongeval die door politie is gemaakt, is gebleken dat het ongeval plaatsvond op de T-kruising gevormd door de Klimmenderstraat met de Achtbunderstraat. Deze T-kruising is gelegen binnen de bebouwde kom van Klimmen. Over de Klimmenderstraat loopt de toeristische “Mergellandroute”. De toegestane maximumsnelheid ter plaatse is 50 km/h. De aanvang van de bebouwde kom ligt -vanuit de rijrichting van zowel de motor als de Golf gezien- zo’n 700m voor de plaats ongeval en is aangegeven middels een plaatsnaambord met daarbij een “50 km/h” bord. Om optisch de rijbaan te verkleinen zijn als snelheidsremmende maatregel aan weerszijden van de rijbaan zogenaamde fietssuggestiestroken aangebracht, voorzien van een rode asfalt toplaag. Aan weerszijden van de rijbaan zijn verhoogde trottoirs gelegen. Gezien de rijrichting van de betrokken bestuurders is op een afstand van 35 m voor de onderhavige T-kruising op de Klimmenderstraat een voetgangersoversteekplaats gelegen. Tevens is hier een verhoogde middengeleiding in de rijbaan gelegen, de oversteekplaats is aangebracht in die middengeleiding. Op die middengeleiding is verder een verkeersbord geplaatst dat alle bestuurders gebiedt het bord aan de rechterzijde voorbij te gaan.

Ter zitting verklaarde verdachte deze middengeleiding aan de linkerkant, de kant voor tegemoetkomend verkeer, te zijn gepasseerd, hetgeen ook blijkt uit de ter plekke aangetroffen remsporen en de verklaringen van diverse getuigen, zoals die van [naam getuige 1].

Tijdens het onderzoek naar de toedracht tot het ongeval heeft een medewerker van het op genoemde T-kruising gelegen garagebedrijf [naam getuige 2], ten behoeve van het onderzoek, op 28 juli 2009 vrijwillig aan politie de door het camerabeveiligingssysteem van het garagebedrijf vastgelegde videobeelden ter beschikking gesteld. Op die beelden waren de motor en de door deze ingehaalde personenauto’s zichtbaar op zo´n 70 tot 110 meter voor het kruisingsvlak waar het ongeval plaatsvond. Het NFI heeft op basis van een reconstructie naar aanleiding van die beelden geconcludeerd dat de motor op het gefilmde traject (met een betrouwbaarheidsinterval van 95%) een gemiddelde snelheid heeft gehaald van 126 km/h +/- 4 km/h. Op de video was ook zichtbaar dat [naam slachtoffer 1] ongeveer 100 m en dus ruim voor de T-kruising middels de linker richtingaanwijzer aangaf linksaf te willen rijden.

De verdediging heeft in dit kader kort gezegd aangevoerd dat de motorrijder een meer kwetsbare verkeersdeelnemer is dan een autobestuurder en dat het niet voor de hand ligt dat verdachte zijn eigen leven of dat van zijn bijrijder op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT