Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 4 de Mayo de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 4 de Mayo de 2010
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.032.470

arrest van de zevende kamer van 4 mei 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CAR CENTER [vestigingsplaats] BV,

gevestigd te [vestigingsplaats],

appellante,

advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,

tegen:

[X.],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

advocaat: mr. P.G.C.P. Smits,

op het bij exploot van dagvaarding van 21 april 2009 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond gewezen vonnis van 18 februari 2009 tussen appellante - CCS - als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde - [X.] - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

  1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 84448/HA ZA 08-102)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 25 juni 2008.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1. CCS is tijdig van het eindvonnis van 18 februari 2009 in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven tevens akte wijziging eis heeft CCS onder overlegging van achttien producties twee grieven aangevoerd, haar eis gewijzigd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep in conventie en, kort gezegd, tot toewijzing van haar vorderingen zoals nader omschreven in de conclusie van deze memorie.

    2.2. Bij memorie van antwoord heeft [X.] de grieven bestreden en (in reconventie) opheffing van het gelegde beslag gevorderd.

    2.3. Partijen hebben op 5 maart 2010 hun standpunten door hun raadslieden aan de hand van pleitnota’s doen bepleiten, CCS door mr. E. Baghery en [X.] door mr. P.G.C.P. Smits. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd en de gedingstukken overgelegd.

  3. De gronden van het hoger beroep

    Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.

  4. De beoordeling

    4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    CCS exploiteert een autobedrijf aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats]. Tot 26 juli 2004 werd het bedrijf geëxploiteerd door de echtgenoot van [X.], [Y.], hun zoon [Z.] en hun schoonzoon [A.]. Zij hielden ieder een derde deel van de aandelen in CCS.

    Na het overlijden van [Y.] op 26 juli 2004 hebben beide anderen zijn aandelen overgenomen. [X.] beheert de nalatenschap van [Y.].

    [X.] woont aan de [woonadres] te [woonplaats]. Dit perceel is haar eigendom. Voor de ene helft omdat [X.] en [Y.] in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Voor de andere helft omdat deze tot de nalatenschap van [Y.] behoorde en aan haar is toebedeeld in diens testament van 17 december 2002. Dit testament houdt namelijk een ouderlijke boedelverdeling in. [X.] heeft geen gebruik gemaakt van het in het testament opgenomen keuzerecht om enige toebedeling niet te aanvaarden. Het perceel grenst aan het perceel waarop CCS is gevestigd en aan het daarnaast gelegen perceel waarop [A.] en [B.] wonen.

    Van het perceel [woonadres] maakt deel uit een strook grond van ongeveer 3.000 m² die vanaf de hoek [A-straat]/[B-weg] achter beide andere percelen is gelegen. Langs deze strook is een hekwerk geplaatst waardoor deze voor het oog bij het perceel van CCS hoort. Op de strook bevindt zich een tuinhuisje.

    CCS...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT