Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 4 de Mayo de 2010

Datum uitspraak 4 de Mayo de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/5391 AKW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2008, 07/3483 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen

appellant

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 4 mei 2010

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    De Svb heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2010. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Appellant is in Nederland werkzaam geweest en vermoedelijk in 1988 naar Marokko teruggekeerd. Hij heeft een uitkering ontvangen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 17 oktober 1988 tot november 1992. Een procedure tegen de intrekking van de uitkering heeft ertoe geleid dat aan appellant bij besluit van 14 november 2005 met terugwerkende kracht tot 1 november 1992 alsnog een volledige WAO-uitkering is toegekend.

    1.2. Bij brief, door de Svb ontvangen op 22 juni 1999, is namens appellant een verzoek bij de Svb ingediend om voor zijn vijf kinderen [H.], [S.], [A.], [J.] en [F.], in aanmerking te komen voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Dit verzoek is nog gevolgd door een brief van de toenmalige gemachtigde van appellant van 27 december 2000.

    1.3. Bij een vijftal besluiten van 8 december 2006 heeft de Svb aan appellant met ingang van het tweede kwartaal van 1998 tot en met het tweede kwartaal van 2000 kinderbijslag toegekend voor de in overweging 1.2 genoemde kinderen van appellant. Daarbij heeft de Svb aangegeven dat in 1994 een verzoek tot toekenning van kinderbijslag is afgewezen en dat namens appellant eerst op 22 juni 1999 een nieuw verzoek daartoe is ingediend. Nu de AKW een maximale terugwerkende kracht van één jaar kent heeft de Svb het recht op kinderbijslag met ingang van het tweede kwartaal van 1998 beoordeeld. Bij afzonderlijk besluit van eveneens 8 december 2006 heeft de Svb geweigerd aan appellant kinderbijslag toe te kennen met ingang van het derde kwartaal van 2000, aangezien appellant vanaf dat moment niet langer verzekerd is voor de AKW.

    1.4. Namens appellant heeft zijn toenmalige gemachtigde bij een tweetal brieven van 12 januari 2007 bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de toegekende kinderbijslag en tegen de weigering van de kinderbijslag met ingang van het derde kwartaal van 2000.

    1.5. Bij besluit op bezwaar van 23 juli 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 8 december 2006 ongegrond verklaard.

    1.6. In beroep is namens appellant aangevoerd dat appellant in 1994 tegen de intrekking en terugvordering van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT