Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 26 de Mayo de 2010

Datum uitspraak26 de Mayo de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

09/3833 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 juni 2009, 08/4595 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 26 mei 2010

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.

    Bij schrijven van 6 augustus 2009 heeft H.J.A. Aerts, juridisch medewerker van Delescen advocaten te Roermond, zich als opvolgend gemachtigde gesteld en heeft hij namens appellante de gronden van het hoger beroep aangevuld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich, na kennisgeving, niet laten vertegenwoordigen.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Appellante ontvangt sedert 1987 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

    1.2. In verband met een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid is appellante op 24 januari 2007 onderzocht door de arts M. Susnja.

    Deze arts heeft geconcludeerd dat appellante in staat is arbeid te verrichten die in overeenstemming is met haar beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 19 februari 2007. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige C.J.M. Depmann op 16 november 2007 een rapport uitgebracht. In dit rapport is hij tot de conclusie gekomen dat appellante geschikt kan worden geacht voor functies die vanuit het Claim Beoordelings- en Borgingssusteem (CBBS) zijn verkregen. Op grond van drie van de vier geselecteerde functies heeft de arbeidsdeskundige het verlies aan verdiencapaciteit van appellante vastgesteld op 28,2 %. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van 29 november 2007 de WAO-uitkering van appellante met ingang van 30 januari 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.

    1.3. Bij besluit van 28 augustus 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Hieraan ten grondslag liggen rapportages van de bezwaarverzekeringsarts E.J.M. van Paridon van 4 juli 2008 en de bezwaararbeidsdeskundige C.H.J. de Vries-van Hulten van 7...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT