Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 20 de Mayo de 2010

Datum uitspraak20 de Mayo de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/6238 MAW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 oktober 2008, 07/9562 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)

Datum uitspraak: 20 mei 2010

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2010. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Özsaran, advocaat te Groningen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van de Ruit, werkzaam bij het ministerie van Defensie (hierna: ministerie).

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellant, sinds 23 maart 1988 beroepsmilitair bij de Koninklijke marine, werd in oktober 2001 in de rang van sergeant-majoor en werkzaam bij de technische dienst vliegtuigtechniek geplaatst op [naam land], in de [naam kazerne].

      1.2. In december 2003 heeft appellant aan S, maatschappelijk werkster bij de Maat-schappelijke Dienst Defensie (hierna: MDD), verzocht om hem een lening te verstrekken ter ondersteuning van zijn financiële problemen. De MDD heeft dit verzoek afgewezen. Vanaf februari 2004 is de verstandhouding tussen appellant en zijn echtgenote zodanig verslechterd, dat zijn echtgenote op [naam land] op een voor appellant onbekend adres heeft verbleven. Voorts heeft de echtgenote aangifte van bedreiging door appellant gedaan bij de Koninklijke marechaussee. De echtgenote van appellant heeft de relatieproblemen besproken met S; ook appellant is bij een van de gesprekken aanwezig geweest. Ook binnen de werk- en leefgemeenschap van de kazerne zijn deze problemen bekend geworden.

      1.3. De commandant van de kazerne heeft in een rapport van 16 maart 2004 verzocht om appellant te repatriëren naar Nederland, met als reden dat zowel appellant als zijn (werk)omgeving in ernstige mate werden gehinderd door sociaal-medische en financiële problemen van appellant. In een rapport van S van 18 maart 2004 is eveneens geadviseerd om appellant en zijn gezin op korte termijn te repatriëren naar Nederland.

      1.4. Bij besluit van 29 maart 2004 is appellant te rekenen per 27 maart 2004 naar Nederland...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT