Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 15 de Junio de 2010

Datum uitspraak15 de Junio de 2010
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

15 juni 2010

Strafkamer

nr. 08/03557

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 31 januari 2008, nummer 20/002235-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

  1. Geding in cassatie

    1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. R. de Bree en mr. P.M. van Russen Groen, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

    1.2. Mr. Van Russen Groen heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  2. Beoordeling van de middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

    De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

  4. Slotsom

    Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

    vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en drie weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;

    verwerpt het beroep voor het overige.

    Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 juni 2010.

    Nr. 08/03557

    Mr. Vellinga

    Zitting: 9 maart 2010

    Conclusie inzake:

    [Verdachte]

  6. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch wegens "1. Medeplegen van het aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, terwijl het misdrijf is gepleegd in de uitoefening van enig beroep, meermalen gepleegd. 2. Medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zodanig lichamelijk letsel bekomt waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, terwijl het misdrijf is gepleegd in de uitoefening van enig beroep, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

  7. Namens verdachte hebben mrs. R. de Bree en P.M. van Russen Groen, advocaten te 's-Gravenhage, drie middelen van cassatie voorgesteld.

  8. De onderhavige zaak betreft het ongeval in de Amercentrale te Geertruidenberg in september 2003. Ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden was in de verbrandingsketel Amer-9 een steiger gebouwd.(1) Op 28 september 2003 stortte de steiger in terwijl op deze steiger acht personen bezig waren met het gritstralen van de binnenwand van de ketel. Bij dit ongeval kwamen vijf van deze personen om het leven en raakten drie van deze personen gewond.(2)

    De verticaal staande ketel met een hoogte van 80 meter liep aan de onderzijde smal toe.(3) Dit smal toelopende gedeelte wordt de trechter of trog van de ketel genoemd.(4) In dit trechtervormige gedeelte van de ketel was als onderdeel van de steigerconstructie een vloer ontworpen, de 21-meter-vloer of "dance-vloer", die was aangebracht ter hoogte van de bovenkant van de trog, dus waar de trog even breed was als het zich daar boven bevindende deel van de ketel. Boven de 21-meter-vloer waren langs de vier zijden van de ketel 20 verdiepingen met ongeveer 2 meter brede omloopvloeren gebouwd. Deze omloopvloeren waren boven elkaar aan lange staanders bevestigd die steunden op de schuin toelopende wand van de trog. De steigerconstructie stond los in de ketel: er waren geen horizontale verankeringen met de ketelwand.(5)

    Verdachte had de steiger als werknemer van [A] N.V., een bedrijf in industriële steigerbouw, ontworpen.(6) Omdat het instorten van de steiger werd toegeschreven aan fouten in het ontwerp van de steiger, in het bijzonder het ontbreken van diagonalen of schoren in de noord-zuidrichting van de steiger onder de 21-meter-vloer, werd de verdachte vervolgd wegens dood en zwaar lichamelijk letsel door schuld. Het Hof oordeelde dat het instorten van de steiger inderdaad moest worden toegeschreven aan het ontbreken van die diagonalen of schoren.

  9. Centraal in het onderhavige geding was de vraag of de steiger is bezweken omdat hij niet voldoende stabiel was. Alvorens de middelen te bespreken wijd ik hier eerst aandacht aan enige begrippen die bij de bepaling van de stabiliteit van een steiger in het onderhavige geding een belangrijke rol speelden. Daarbij put ik niet alleen uit algemeen toegankelijke bronnen en uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, maar ook uit algemene beschouwingen uit deskundigenrapporten - in het bijzonder het door de verdediging in het geding gebrachte rapport van de deskundige Snijder d.d. 21 april 2007(7) - alsmede uit hetgeen de deskundige Snijder ter terechtzitting van het Hof heeft verklaard. Het Hof heeft het bewijs namelijk onmiskenbaar gewaardeerd tegen de achtergrond van deze algemene, door de verdediging niet aangevochten beschouwingen.

  10. Bij het toetsen van de deugdelijkheid van de constructie van een steiger wordt zowel naar de sterkte als naar de stabiliteit van de steiger gekeken.(8) Voor de stabiliteit van een steiger is van belang de zgn. kritische kniklast. Reeds de Nederlander Van Musschenbroek ontdekte in de achttiende eeuw dat een kolom die twee keer zo lang was als een andere kolom slechts een last kon dragen die een kwart was van de last die de tweede kolom kon dragen. De door een kolom te dragen last bleek dus omgekeerd evenredig met het kwadraat van de lengte van de kolom. Werd de kolom overbelast dan knikte deze uit. De Zwitserse wiskundige Euler wist in 1744 een formule af te leiden voor de kritische kniklast FE van een ideale slanke kolom, te weten de last waaronder de kolom nog net niet uitknikte.(9)

    In deze formule staan de elasticiteitsmodulus I en het traagheidsmoment E als kniklastvergrotende factoren in de teller van de breuk, het kwadraat van de (knik)lengte lk overeenkomstig de bevindingen van Van Musschenbroek als kniklastverkleinende factor in de noemer: FE= p2.E.I / lk2.(10)

    Zie voor een grafische weergave van knikken van kolommen onder druk de dia's 6 en 11 van het college staalconstructies van prof. ir. H.H. Snijder, (in de onderhavige zaak als deskundige gehoord), ir. J.C.D. Hoenderkamp en prof. ir. F. Soetens(11) en dia's 29 en 30 voor de invloed van schoren of steunen op de kniklengte lk. Dia 35 laat de invloed zien van kniksteunen op de kniklengte lk.

  11. Uitbuigen van kolommen is een vorm van instabiliteit die kan leiden tot het bezwijken van de constructie. Om de (in)stabiliteit van een steiger te bepalen wordt gebruik gemaakt van de Euler stabiliteitsanalyse in de vorm van de bepaling van de Eulerse knikfactor. De Eulerse knikfactor n is gelijk aan de verhouding tussen de Eulerse kniklast FE en de (reken) waarde van de belasting.(12) Een Eulerse knikfactor kleiner dan 1 betekent dat de belasting niet gedragen kan worden.(13) De kritische waarde van de Eulerse knikfactor bedraagt 1(14): dan kan de constructie de (reken)belasting net dragen. Een factor van 2 betekent dat er theoretisch gezien twee keer zoveel belasting op de constructie kan dan in de berekening gebruikt is(15), een Eulerse knikfactor van ca. 0,5 dat slechts de helft van de rekenbelasting kan worden gedragen.(16)

  12. Over de invloed van de Eulerse knikfactor n op de stabiliteit van de constructie houdt het op verzoek van de verdediging opgemaakte rapport van prof. ir. H.H. Snijder d.d. 21 april 2007 in:

    "Een berekende kritische Eulerse knikfactor heeft meer invloed op de werkelijke bezwijklast en het bezwijkgedrag naar mate deze Eulerse knikfactor lager is. (...) De Eulerse knikfactor geeft aan hoeveel keer de aangebrachte belasting kan worden gedragen als sterkte niet maatgevend is. De Eulerse knikfactor wordt n genoemd, zijnde de verhouding tussen de Eulerse kniklast van de constructie en de rekenwaarde van de belasting die op de constructie werkt. De Eulerse knikfactor is daarmee een maat voor de gevoeligheid van de constructie voor (...) stabiliteit."(17)

    En voorts:

    "Een Eulerse knikfactor groter dan 1 is een noodzakelijke doch niet voldoende voorwaarde voor een deugdelijke constructie. Dus als n groter is dan 1 dan kan de constructie blijven staan. Daarnaast moet de constructie en al zijn onderdelen voldoen op sterkte. Als de Eulerse knikfactor kleiner is dan 1 dan bezwijkt de constructie op (in)stabiliteit."(18)

  13. In het geding speelde ook een rol of na eerste orde-berekeningen ook tweede orde-berekeningen moesten worden uitgevoerd. Kort gezegd komt het verschil tussen beide wijzen van berekening hier op neer dat bij eerste orde-berekeningen geen rekening wordt gehouden met vervormingen door belasting van de constructie, bij tweede orde-berekeningen wel. Over de aard van deze twee soorten berekeningen houdt bovengenoemd rapport van Snijder verder in:

    "Een 'eerste orde' berekening is een rekenmethode ter bepaling van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT