Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Breda, 8 de Junio de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Junio de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/2296

Uitspraakdatum: 2 juni 2010

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [plaatsnaam],

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Heerlen,

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1.De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2003 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 109.336. Tegelijkertijd is daarbij bij beschikking heffingsrente van € 1.933 in rekening gebracht en is bij beschikking een boete van € 28.609 vastgesteld.

    1.2.De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 april 2008 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 76.864, de beschikking heffingsrente verminderd tot € 1.675 en de boetebeschikking vernietigd.

    1.3.Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 16 mei 2008, ontvangen bij de rechtbank op 21 mei 2008, beroep ingesteld. De griffier heeft daarbij van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.

    1.4.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

    1.5.Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

    1.6.Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

    1.7.Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2010 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken bij de rechtbank bekend onder de procedurenummers 08/2295, 08/2296 en 09/668. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, ter bijstand vergezeld van zijn echtgenote, alsmede namens de inspecteur, [inspecteur].

    1.8.Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2010 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken bij de rechtbank bekend onder de procedurenummers 08/2295, 08/2296 en 09/668. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, ter bijstand vergezeld van zijn echtgenote, alsmede namens de inspecteur, [inspecteur].

    1.9.Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Belanghebbende heeft ter zitting een aanvulling op de pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd. De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Van het verder ter zitting verhandelde zijn processen-verbaal opgemaakt, waarvan afschriften op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen zijn verzonden.

  2. Feiten

    Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

    2.1.Belanghebbende, die de Nederlandse nationaliteit bezit, is in het onderhavige jaar werkzaam bij [X] (hierna: [X]) te Brunssum. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar van het [X] een van de Nederlandse inkomstenbelasting vrijgesteld salaris ontvangen. Deze vrijstelling is gebaseerd op artikel 19 van het Verdrag van Ottawa van 20 september 1951, Trb. 1953,9 (hierna: het Verdrag). Belanghebbende is in dienst bij het Ministerie van Defensie. Aan hem is buitengewoon verlof verleend zonder behoud van bezoldiging. De echtgenote van belanghebbende geniet geen inkomen.

    2.2.Aan belanghebbende is sinds 1979 een diplomatiek paspoort toegekend, dat elke drie jaren is verlengd.

    2.3.Belanghebbende is niet premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen omdat hij op grond van artikel 6 Wet financiering volksverzekeringen (hierna: Wfv) in samenhang met artikel 14, eerste en tweede lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1990 (hierna: BUB 1990) is uitgesloten van de verzekeringsplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen.

    2.4.Belanghebbende heeft als volgt aangifte gedaan:

    Belastbaar inkomen uit werk en woning: € €

    Negatief loon (pensioenpremie [X]) -10.110

    Netto-opbrengst werkelijke inkomsten uit vermogen 30.359

    Eigen woning 2.370

    22.619

    Persoonsgebonden aftrek:

    Ziektekosten 26.094

    Giften 538

    Af: drempel -2.533

    -24.099

    Belastbaar inkomen uit werk en woning nihil

    2.5.Bij de aanslagoplegging heeft de inspecteur het negatief loon en de netto-opbrengst van de werkelijke inkomsten uit vermogen niet geaccepteerd en de ziektekosten en giften op een lager bedrag vastgesteld. Tevens heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de inkomsten uit vermogen volgens de vermogensrendementsheffing van box 3 moeten worden belast. De gemiddelde waarde van het vermogen is € 3.292.271. De aanslag is vervolgens als volgt vastgesteld:

    Belastbaar inkomen uit werk en woning: € €

    Eigen woning 2.370

    Af: persoonsgebonden aftrek - 2.370

    nihil

    Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

    Forfaitair rendement (4% x (€ 3.292.271 - € 37.600)) 130.186

    Af: persoonsgebonden aftrek -20.850

    Belastbaar inkomen uit werk en woning 109.336

    2.6. Naast de pensioenpremie voor het pensioen van het [X] van € 10.110 heeft belanghebbende pensioenpremies aan het ABP ter grootte van € 4.144 betaald. Dit bedrag kan blijkens de brief van belanghebbende van 6 december 2007 als volgt worden gespecificeerd:

    OP/NP (12 x € 148, 72) 1.784

    IP/BW (12 x € 17,76) 213

    FPU (12 x € 178,78) 2.145

    Afgerond 4.144

    2.7. Tussen belanghebbende en de inspecteur (in de persoon van [inspecteur] en [inspecteur]) heeft op 8 mei 2006 een bespreking plaatsgevonden over de aan belanghebbende opgelegde definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2001 tot en met 2003. De inspecteur heeft naar aanleiding van deze bespreking aan belanghebbende met dagtekening 9 mei 2006 een brief gestuurd, waarin, voor zover te dezen van belang, het volgende is vermeld:

    “(…) Reden voor het gesprek is dat u in uw bezwaarschrift d.d. 7-10-05 tegen de definitieve aanslag IB 2003 te kennen geeft te willen praten over de opgelegde aanslagen, alvorens tot een formele hoorprocedure over te gaan die naar uw mening niet nodig zou moeten zijn gegeven het standpunt dat door de Nederlandse Regering is ingenomen.

    Bij het begin van het gesprek heb ik benadrukt dat de formele afwikkeling...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT