Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 30 de Junio de 2010

Datum uitspraak30 de Junio de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/1871 ZFW

07/1270 ZFW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op de hoger beroepen van:

de erven van [Betrokkene], wonende te Spanje (hierna: de erven),

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2007, 03/2732 (hierna: aangevallen uitspraak),

in de gedingen tussen:

de erven

en

de Svb.

Datum uitspraak: 30 juni 2010

  1. PROCESVERLOOP

    Namens de erven heeft W. Leufkens als hun gemachtigde, hoger beroep ingesteld.

    Voorts heeft ook de Svb hoger beroep ingesteld.

    Partijen hebben verweerschriften ingediend.

    De Raad heeft bij brief van 9 november 2007 enkele vragen voorgelegd aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het Ministerie heeft deze vragen beantwoord bij schrijven van 18 januari 2008.

    Bij brief van 21 oktober 2009 heeft de Raad een nadere vraag gesteld aan de Svb.

    De Svb heeft hierop gereageerd bij schrijven van 23 november 2009.

    Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 07/1271 ZFW en 09/821 ZFW van de erven tegen de Svb respectievelijk het College voor zorgverzekeringen (Cvz), plaatsgevonden op 13 januari 2010. De erven hebben zich daarbij niet laten vertegenwoordigen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. Slovácek en H. van der Most en Cvz door mr. R.G. van den Wissel en mr. drs. J.M.R. Maas. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst.

    De Raad heeft na de zitting het onderzoek heropend in de onderhavige zaken 07/1270 + 07/1871 ZFW.

    Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Mevrouw [Betrokkene] (hierna: betrokkene), geboren [in] 1931, heeft de Spaanse nationaliteit en heeft altijd in Spanje gewoond. Haar echtgenoot heeft enkele jaren in Nederland gewerkt op grond waarvan ook betrokkene verzekerde tijdvakken heeft opgebouwd voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). Met ingang van mei 1996 heeft de Svb aan betrokkene een pensioen ingevolge de AOW toegekend.

    1.2. Bij besluit van 10 april 1996 heeft de Svb aan betrokkene medegedeeld dat zij verplicht verzekerd wordt geacht ingevolge de Ziekenfondswet (Zfw) en dat met ingang van 1 mei 1996 ziekenfondspremie op haar AOW-pensioen wordt ingehouden.

    Bij beslissing op bezwaar van 2 augustus 1996 heeft de Svb het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 10 april 1996 ongegrond verklaard. Betrokkene heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend.

    1.3. Op 8 april 1997 heeft het Spaanse orgaan, Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) te Malaga, een “Verklaring voor de inschrijving van de rechthebbenden op pensioen of rente en het bijhouden van de inventarissen”, het zogenoemde formulier E 121, naar het Nederlandse orgaan van de ziektekostenverzekering gezonden, waarin in rubriek 8 is aangegeven dat betrokkene is ingeschreven bij het orgaan van de woonplaats en per 1 mei 1996 recht heeft op verstrekkingen ten laste van het Nederlandse orgaan.

    1.4. Bij brief van 31 december 2002, door de Svb ontvangen op 3 januari 2003, heeft betrokkene aan de Svb verzocht om per 1 januari 2003 de inhouding van de premies ingevolge de Zfw te beëindigen. Voorts is bij die brief verzocht om restitutie van de vanaf 1 mei 1996 ingehouden premies ingevolge de Zfw.

    1.5. Bij besluit van 28 februari 2003 heeft de Svb het verzoek van betrokkene afgewezen. Tegen dit besluit is namens betrokkene beroep ingesteld bij de rechtbank in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.

    1.6. Tijdens de procedure bij de rechtbank is namens betrokkene een brief van het INSS te Ronda van 29 augustus 2003 overgelegd waaruit blijkt dat zij als genietster van een premievrij pensioen zelfstandig recht heeft op medische zorg ten laste van de Spaanse sociale zekerheid. Bij brief van 22 maart 2004 heeft de Svb aan de rechtbank bericht dat door Cvz nader onderzoek zal worden verricht naar de vraag of er op grond van het Spaanse pensioen sprake is van een mogelijk prevalerend recht in Spanje. Blijkens de brief van 6 juli 2004 van Cvz gericht aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is het INSS van mening dat een premievrij pensioen en een recht op zorg in het woonland Spanje niet kan leiden tot een prevalerend recht in het woonland omdat betrokkene een pensioen ontvangt uit een andere lidstaat waarvoor wel premie is betaald. Cvz heeft hieraan toegevoegd van mening te zijn dat artikel 27 van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71) geen aanleiding geeft voor deze beperkte interpretatie. In reactie hierop heeft het Ministerie van VWS een brief van 5 oktober 2004 aan Cvz bericht dat de Minister evenals Cvz in Vo 1408/71 geen aanknopingspunten kan vinden voor de Spaanse opvatting in deze kwestie. Namens de Minister van VWS wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT