Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 8 de Julio de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Julio de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 08/31499

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2010

inzake

[eiser],

geboren op [geboortedatum],

van Amerikaanse nationaliteit,

verblijvende te Dordrecht,

eiser,

gemachtigde mr. C.F.M. van den Ekart,

tegen

de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie,

verweerder,

gemachtigde mr. J.C.O. van Stiphout.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 7 november 2007 om

afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.

Verweerder heeft het door eiser tegen dit besluit gemaakte bezwaar bij besluit van

7 augustus 2008 ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij de behandeling van een in te dienen beroepschrift niet in Nederland mag afwachten.

Eiser heeft op 29 augustus 2008 tegen dit besluit beroep ingesteld.

De zaak is behandeld ter zitting van 31 maart 2010, waar eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is eveneens verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

  1. Aan de orde is of verweerder zijn besluit tot weigering aan eiser van een document of schriftelijke verklaring waaruit diens rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt terecht en op goede gronden heeft gehandhaafd.

    Relevante feiten

  2. Niet in geschil is dat eiser vreemdeling is in de zin van artikel 1, aanhef en onder m, van de Vw 2000 en dat hij met de Nederlandse [vrouw] is gehuwd. Uit de gedingstukken blijkt dat eiser en zijn echtgenote tussen 1973 en 1983 in Nederland hebben gewoond en gewerkt. Vervolgens hebben zij samen van 1983 tot 1997 in Zweden gewoond en gewerkt, waarna zij zijn verhuisd naar de Verenigde Staten en begin mei 2007 zijn teruggekeerd naar Nederland.

  3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet als gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt, waardoor hij niet in aanmerking komt voor verblijf op grond van het EG-verdrag. De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG, thans Hof van Justitie) van 7 juli 1992 inzake [persoon], C-370/90, is volgens verweerder in het geval van eiser niet van toepassing, omdat eiser en zijn echtgenote niet aansluitend aan hun verblijf in Zweden zijn teruggekeerd naar Nederland. Een eventueel geslaagd beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag tot de bescherming van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT