Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), Notariskamer, 20 de Julio de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Julio de 2010
Uitgevende instantie:Notariskamer

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Beslissing van dinsdag 20 juli 2010 in de zaak onder nummer 200.048.470/01 NOT van:

[ De notaris ],

notaris te [ plaatsnaam ],

APPELLANT,

gemachtigde: mr. J.F.P.M. van Helvoort, advocaat te Best,

tegen

  1. [ Klager 1 ],

    wonende te [ plaatsnaam ],

  2. [ Klager 2 ],

    wonende te [ plaatsnaam ],

  3. [ Klager 3 ],

    wonende te [ plaatsnaam ],

  4. [ Klager 4 ],

    wonende te [ plaatsnaam ],

    GEÏNTIMEERDEN,

    gemachtigde: mr. P.E. Mazel, advocaat te Groningen.

  5. Het geding in hoger beroep

    1.1. Van de zijde van appellant, verder de notaris, is bij een op 13 november 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 15 oktober 2009, waarbij de kamer de klachten 1, 3 en 4 van geïntimeerden, hierna klagers, ongegrond heeft verklaard en klacht 2 gegrond heeft verklaard onder oplegging van de maatregel van waarschuwing.

    1.2. Van de zijde van klagers is op 29 december 2009 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.

    1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 april 2010. De notaris, zijn gemachtigde en de gemachtigde van klagers zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd.

  6. De stukken van het geding

    Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

  7. De feiten

    Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben de juistheid van deze feiten niet betwist, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

  8. Het standpunt van klagers

    4.1. Klagers verwijten de notaris dat de heer [ naam medewerker ], medewerker van [ De notaris ] te [ plaatsnaam ], een royementstoezegging heeft gedaan terwijl hij wist, dan wel behoorde te weten, dat hij niet voldoende gemachtigd was om een rechtsgeldige toezegging te doen. Vervolgens is [ naam medewerker ] deze toezegging niet nagekomen. Bovendien heeft [ naam medewerker ] er niet op toegezien dat de royementsvolmachten werden ondertekend en geretourneerd.

    4.2. De notaris wordt ook verweten dat [ naam medewerker ] de transport notaris, notaris [ naam notaris 1 ], niet op het ontbreken van het depot heeft gewezen. Aangezien [ naam medewerker ] een intensief contact met notaris [ naam notaris 1 ] onderhield en wist dat er nog geen depot was gesteld op de datum van overdracht, had het op zijn weg gelegen om notaris [ naam notaris 1 ] of klagers erop te attenderen dat het depot niet bij hem was gesteld.

    4.3. De derde klacht betreft het verwijt dat de notaris een declaratie aan notaris [ naam notaris 1 ] heeft gezonden zonder dat klagers een opdracht tot het verrichten van werkzaamheden aan de notaris hebben verstrekt.

    4.4. Tenslotte verwijten klagers de notaris dat [ naam medewerker ] een verzoek heeft gedaan aan de makelaar, klagers en de raadsvrouw van klagers om de reeds gepasseerde akte van levering te laten wijzigen, zodat er een andere verkoper zou worden genoemd. De klagers zijn van mening dat dit blijk geeft van onprofessioneel gedrag.

  9. Het standpunt van de notaris

    5.1. De notaris betwist de stellingen van klagers en verweert zich als volgt.

    5.2. [ naam medewerker ] was in de hoedanigheid van –schriftelijk - gevolmachtigde van de heer [ naam volmachtgever ], de volmachtgever, conform de volmacht en na overleg met [ naam volmachtgever ], bevoegd de royementstoezegging te doen. Uit de emailwisseling blijkt dat [ naam medewerker ] met de toezegging niet heeft bedoeld dat notariskantoor [ De notaris ] notarissen alle acties zou verrichten die noodzakelijk waren voor doorhaling, maar dat alleen de noodzakelijke medewerking zou worden verleend aan de door notaris [ naam notaris 1 ] te regelen doorhaling. De notaris bestrijdt het standpunt van klagers dat notaris [ naam notaris 1 ] al eerder dan 5 november 2008 de royementsvolmachten ter ondertekening aan [ naam medewerker ] heeft gezonden.

    5.3. Ter zake van klacht 2 heeft de notaris betoogd dat het niet de taak van de gevolmachtigde is navraag te doen naar de betaling van de waarborgsom. Dat [ naam medewerker ] tevens medewerker van het notariskantoor maakt dit niet anders.

    5.4. Tevens acht de notaris de overweging van de kamer dat het ontbreken van een termijn tot storting van de waarborgsom op een vergissing berust onjuist. Reeds in de koopovereenkomst ontbreekt een termijn: er is geen termijn tussen partijen overeengekomen.

    5.5. Volgens de notaris heeft de declaratie die onderwerp is van de derde klacht betrekking op door de notaris als instrumenterende notaris verrichte, voorbereidende werkzaamheden voor de levering. Het is tussen notarissen gebruikelijk dergelijke declaraties via de opvolgend instrumenterend notaris bij de koper in rekening te brengen.

    5.6. Ten aanzien van de vierde klacht meent de notaris dat dit gedrag niet klachtwaardig is. Notaris [ naam notaris 1 ] deelde de zienswijze van [ naam medewerker ] dat de redactie van de akte van levering niet duidelijk was ten aanzien van de verplichting tot storting van het depot. Slechts de economisch eigenaar [ naam volmachtgever ] is gehouden tot rectificatie.

  10. De beoordeling

    6.1. Het hof is van oordeel dat er met betrekking tot doorhalingen van hypothecaire inschrijvingen onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds doorhalingen die dienen te geschieden nadat het hypotheekrecht is teniet gegaan, bijvoorbeeld door betaling van de schuld waarvoor zekerheid is gegeven, en anderzijds doorhalingen die het gevolg zijn van afstand van het hypotheekrecht door de hypothecaire crediteur.

    In het eerste geval is de doorhaling slechts een administratieve handeling tot medewerking waaraan de hypotheekhouder verplicht is en die zo nodig in geval van gebrek aan medewerking overeenkomstig artikel 3:29 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tot stand kan worden gebracht. In het tweede geval is echter sprake van afstand van een beperkt recht op een registergoed die ingevolge het bepaalde bij artikel 3:98 BW slechts tot stand kan worden gebracht door een meerzijdige rechtshandeling waarop de bepalingen omtrent de overdracht van registergoederen van toepassing zijn.

    Artikel 3 van de Vbg, derde volzin luidt:

    De notaris draagt bij de levering van een registergoed zoveel mogelijk zorg dat de verkoper de koopsom ontvangt en het verkochte door de koper wordt verkregen overeenkomstig de gemaakte afspraken voor wat betreft de vrije en onbezwaarde levering.

    Het hof...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT