Hoger beroep kort geding van Council of State (Netherlands), 6 de Agosto de 2010

Datum uitspraak 6 de Agosto de 2010
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201005705/1/V3.

Datum uitspraak: 6 augustus 2010

Raad van State

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de minister van Justitie (hierna: de minister),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, (hierna: de rechtbank) van 2 juni 2010 in zaak nr. 10/17546 in het geding tussen:

[de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling)

en

de minister.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 14 mei 2010 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.

    Bij uitspraak van 2 juni 2010, verzonden op 3 juni 2010, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 10 juni 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

    Vervolgens is het onderzoek gesloten.

  2. Overwegingen

    2.1. De minister klaagt in de enige grief dat de rechtbank ten onrechte, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2009 in zaak nr. 200905604/1/V3 (www.raadvanstate.nl), heeft overwogen dat hij, naast de gronden van bewaring – die niet zonder nadere motivering kunnen dienen ter toelichting van de inbewaringstelling – niet heeft aangegeven waarom in dit geval - waarin het valse paspoort uitsluitend is gebruikt om Nederland uit te reizen en de vreemdeling kort na haar aanhouding te kennen heeft gegeven asiel te willen aanvragen - de met die maatregel gediende belangen zwaarder wegen dan die van de vreemdeling.

    De minister voert hiertoe aan dat hij zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vorderde. Daartoe verwijst hij naar de gronden van bewaring, die niet langer door de vreemdeling worden bestreden, en op de uit het dossier blijkende omstandigheden dat de vreemdeling niet bij de eerste mogelijkheid die zich voordeed asiel heeft aangevraagd en dat zij van meet af aan niet de intentie had hier te lande een daartoe strekkende aanvraag in te dienen. De rechtbank heeft ten onrechte de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2009 op de vreemdeling van toepassing geacht, nu de omstandigheden van het geval niet vergelijkbaar zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT