Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 31 de Agosto de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak31 de Agosto de 2010
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE

Sector handel

Zaaknummer : 200.029.707/01

Zaak-rolnummer rechtbank : 300519/HAZA 07-3848

Arrest van de derde civiele kamer 31 augustus 2010

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AERDENBURGH

VASTGOED B.V.,

gevestigd te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal,

appellante,

hierna te noemen: Aerdenburgh,

advocaat: mr. M. Drolsbach te Badhoevedorp,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [plaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: [geïntimeerde],

advocaat: mr. J.P. van Rossum te Amsterdam.

Het geding

Bij exploot van 17 december 2008 is Aerdenburgh in hoger beroep gekomen van het tussenvonnis van 17 september 2008 dat de rechtbank 's-Gravenhage tussen partijen heeft gewezen. Bij exploot van 20 februari 2009 is Aerden-burgh in hoger beroep gekomen van het eindvonnis van 21 januari 2009 dat de rechtbank 's-Gravenhage tussen dezelfde partijen en in dezelfde procedure heeft gewezen. Aerdenburgh heeft vervolgens bij één memorie van grie-ven in beide appellen vijftien grieven tegen de vonnissen aangevoerd, welke grieven [geïntimeerde] bij memorie van antwoord, met producties, heeft bestreden. Ten slotte heeft Aerdenburgh de stukken in beide appellen overge-legd voor arrest.

De beoordeling van het hoger beroep

  1. [geïntimeerde] en zijn broer [broer geïntimeerde] zijn zonen van de heer [vader geïntimeerde], die is over-leden op 25 juli 1987, en van [moede geïntimeerde] (hierna: de erflaatster), die is overleden op 9 juli 2005.

  2. Vader [vader geïntimeerde] heeft een zogenaamd "langstlevende-testament" (artikel 4:1167 (oud) BW) ge-maakt, op grond waarvan zijn nalatenschap is toegedeeld aan zijn echtgenote – de erflaatster – en waarbij [geïntimeerde] en Louis [broer geïntimeerde] een niet-opeisbare vordering in contanten op de erflaatster kregen. Deze vordering bedraagt blijkens de aangifte voor het recht van successie wegens het overlijden van [vader geïntimeerde] ƒ 11.767, waar tegenover staat dat blijkens diezelfde aangifte tot de nalatenschap van [vader geïntimeerde] een verrekenbare vordering op [broer geïntimeerde] behoort ter hoogte van ƒ 70.170.

  3. Toen zij overleed was de erflaatster enig eigenaar van een appartement aan de

    [adres appartement]. Bij haar testament van 21 mei 1996 heeft erflaatster, haar appartement met gebruik-making van artikel 4:1167 (oud) BW toegedeeld aan [geïntimeerde], en aan [broer geïntimeerde] een vorde-ring ter hoogte van zijn breukdeel van zijn legitieme portie. Kennelijk heeft [broer geïntimeerde] een beroep gedaan op zijn legitieme portie, waarvan de waarde door de rechtbank – in hoger beroep niet bestreden – is bepaald op een bedrag van

    € 58.586.

  4. Bij akte van 28 januari 2005, verleden voor de Duitse notaris Seidensticker, heeft [broer geïntimeerde] er-kend dat hij aan Aerdenburgh een bedrag van € 90.000 schuldig is uit hoofde van een overeenkomst van geldlening. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage heeft bij beschikking van 4 januari 2006 verlof tot tenuitvoerlegging verleend.

  5. Tot verhaal van haar vordering op [broer geïntimeerde] heeft Aerdenburgh derdenbeslag gelegd onder [geïntimeerde], ten laste van diens schuld aan [broer geïntimeerde] uit hoofde van de verdeling van de nalatenschap van de erflaatster. [geïntimeerde] heeft daarop doen verklaren dat hij niets aan zijn broer [broer geïntimeerde] verschuldigd is op de grond dat diens vordering door verrekening teniet is gegaan. Vervolgens heeft Aerdenburg [geïntimeerde] in de onderhavige procedure betrokken op de voet van ar-tikel 477a lid 2 Rv. In deze procedure heeft [geïntimeerde] zijn beroep op verrekening gehandhaafd.

  6. De rechtbank heeft bij haar tussenvonnis van 17 september 2008 het beroep op verrekening als zodanig gehonoreerd. Omdat [geïntimeerde] niet had aangegeven tot welk bedrag de verrekening strekt, heeft de rechtbank [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld zich daarover nader uit te laten. Bij haar eindvonnis van 21 januari 2009 heeft de rechtbank overwogen dat [geïntimeerde] als gevolg van de verrekening niets meer aan [broer geïntimeerde] verschuldigd is en aan Aerdenburgh haar vordering ontzegd.

  7. Overeenkomstig het verzoek van beide partijen heeft de rechtbank bij haar tussenvonnis van 17 septem-ber 2007 bepaald dat daartegen hoger beroep kon worden ingesteld. Het tussenvonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Bijgevolg heeft de appeldagvaarding van 17 december 2008 de procedure in eer-ste aanleg geschorst en zou het eindvonnis van 21 januari 2009 vernietigbaar zijn op de grond dat het in een geschorste zaak is gewezen. Partijen hebben zich echter niet op deze vernietigingsgrond beroepen, zodat het hof deze omstandigheid verder zal laten voor wat zij is.

  8. [geïntimeerde] heeft het bestaan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT