Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 12 de Octubre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Octubre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16-711771-09 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1963] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres].

Raadsman: mr. J. Zandberg, advocaat te Zevenaar.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: in vereniging het geldbedrag van € 40.076,64 heeft witgewassen;

Feit 2: in vereniging een hypotheekverstrekker heeft opgelicht;

Feit 3: in vereniging valsheid in geschrift heeft gepleegd.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.

Volgens de officier van justitie dient verdachte ten aanzien van feit 3 te worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van een loonstrook van [verdachte] betreffende een inkomen van [X]

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat ABN AMRO is opgelicht doch niet door verdachte en zijn echtgenote. Daarnaast wisten verdachte en zijn echtgenote niet dat het onder 1 ten laste gelegde geldbedrag van € 40.076,64 van enig misdrijf afkomstig was. Ten slotte kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld dat de handtekeningen op de onder 2 ten laste gelegde schriftelijke bescheiden van verdachte en/of zijn echtgenote zijn.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 Vrijspraken

Feit 2: oplichting

Zaaksdossier 7: [adres] te [woonplaats]

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van:

- een factuur van [bedrijf], factuurdatum 20 april 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats], factuurbedrag € 42.800,- inclusief btw, over te maken op rekening [rekeningnummer];

- een declaratieformulier voor het bouwdepot, welke op 21 april 2007 is ondertekend door [verdachte] en [Y], waarop vermeld staat dat de verbouwing volledig gereed is.

De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het declareren van geldbedragen uit het bouwdepot behorende bij de hypothecaire geldleningsovereenkomst betreffende het pand [adres] te [woonplaats], zodat verdachte ook hiervan partieel zal worden vrijgesproken.

Feit 3: valsheid in geschrift

Zaaksdossier 19: [adres] te [woonplaats]

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT