Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 12 de Octubre de 2010
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 12 de Octubre de 2010 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Utrecht |
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-600280-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [woonplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. J. Zandberg, advocaat te Zevenaar.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in vereniging een hypotheekverstrekker heeft opgelicht;
Feit 2: in vereniging een bedrag van € 40.076,64 heeft witgewassen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat ABN AMRO is opgelicht, doch niet door verdachte en haar echtgenoot. Daarnaast wisten verdachte en haar echtgenoot niet dat het onder 2 ten laste gelegde geldbedrag van
€ 40.076,64 van enig misdrijf afkomstig was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraken
Feit 1: oplichting
Zaaksdossier 7: [adres] te [woonplaats]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van:
- een factuur van Aannemingsbedrijf [A] factuurdatum 20 april 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats], factuurbedrag € 42.800,- inclusief btw, over te maken op rekening [rekeningnummer];
- een declaratieformulier voor het bouwdepot, welke op 21 april 2007 is ondertekend door [B] en [verdachte], waarop vermeld staat dat de verbouwing volledig gereed is.
De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het declareren van geldbedragen uit het bouwdepot behorende bij de hypothecaire geldleningsovereenkomst betreffende het pand [adres] te [woonplaats], zodat verdachte ook hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
4.3.2 De bewijsmiddelen
Door de rechtbank worden de volgende bewijsmiddelen gebruikt waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT