Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 13 de Octubre de 2010

Datum uitspraak13 de Octubre de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

08/2598 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (België) (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2008, 06/5618 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 13 oktober 2010

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. A.J. Wintjes, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, waarbij een rapportage van bezwaarverzekeringsarts M.E.J. van Hooff van

    30 juni 2008 is overgelegd. Aanvullend heeft het Uwv een rapportage van bezwaararbeidsdeskundige C.W.M. Limbeek van

    17 juli 2008 ingezonden.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Wintjes. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.P.F. Oosterbos.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als commercieel manager voor 42,25 uur per week. Op 9 februari 2004 heeft zij zich ziek gemeld als gevolg van heupklachten. Later zijn daar pijnklachten van de schouders, nek en andere gewrichten, alsmede endocrinologische en gynaecologische aandoeningen bijgekomen.

    1.2. Naar aanleiding van de aanvraag van appellante om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per einde wachttijd is zij op 30 november 2005 onderzocht door verzekeringsarts

    J.M. van Roessel, die in zijn rapportage van 8 december 2005 heeft aangegeven dat appellante ongeschikt wordt geacht voor haar eigen functie, maar dat zij per einde wachttijd mogelijkheden en beperkingen heeft welke verwoord zijn in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van dezelfde datum. Op basis daarvan heeft arbeidsdeskundige M.C.A. Koot in zijn rapportage van 23 maart 2006 vastgesteld dat appellante geschikt wordt geacht voor de met gebruikmaking van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geselecteerde functies. Het verlies aan loonwaarde wordt daarbij berekend op 55,76%, hetgeen leidt tot een indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van 27 maart 2006 aan appellante meegedeeld dat zij met ingang van 6 februari 2006 recht heeft op een WGA-vervolguitkering.

    1.3. Bezwaarverzekeringsarts Van Hooff heeft in zijn rapportage van 31 augustus 2006 aangegeven geen aanleiding te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT