Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Amsterdam, 30 de Septiembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Septiembre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/420874-09 (PROMIS)

Datum uitspraak: 30 september 2010

op tegenspraak

VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte],

zich noemende ter terechtzitting [verdachte],

Geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres

[adres],

thans preventief gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Zwolle.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2010.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kloos en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. M.M. Altena-Staalenhoef en door de verdachte naar voren is gebracht.

  1. Tenlastelegging

    Aan verdachte is tenlastegelegd dat

    zij op of omstreeks 28 augustus 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal of meermalen (in metro lijn 54) voornoemde [naam 1] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de (rechter) borst(streek) en/of de (rechter) oksel(streek), in elk geval in het lichaam van voornoemde [naam 1] heeft gestoken en/of gesneden.

  2. Voorvragen

    De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

  3. Het bewijs

    3.1. Redengevende feiten en omstandigheden

    De rechtbank gaat uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.i

    Op 28 augustus 2009 zit [naam 1] in metro 54 richting het Amstelstation te Amsterdam. Zij zit aan de linkerzijde van de metro en kijkt naar buiten terwijl zij haar MP3 speler op heeft. Als de metro stopt bij het station Strandvliet voelt zij opeens een harde klap tegen haar rechter schouder. Gelijk voelt zij een stekende pijn in haar rechter zij. Zij kijkt naar de plek waar de pijn vandaan kwam en ziet bloed. Zij beseft dat zij gestoken moet zijn. Zij voelt het bloed langs haar zij lopen. Als zij omkijkt, ziet zij een persoon de metro uitrennen.ii [naam 1] is in haar rechter borststreek gestoken.iii

    [naam 2] bevindt zich op 28 augustus 2009 in metro 54. Hij ziet een vrouw instappen. Hij ziet dat deze vrouw in de wagon blijft staan. Als de metro bij het station Strandvliet stopt en nadat de deuren van de metro zijn geopend ziet [naam 2] dat de vrouw zich rechts om het glas van de metrobank bij de uitgang beweegt en plotseling een meisje, dat met haar rug naar de uitgang zit, steekt met een mes. [naam 2] heeft vlak voordat zij het meisje stak gezien dat de vrouw het mes uit haar tas heeft gehaald en het daarna in haar rechterhand vasthield. [naam 2] heeft gezien dat het lemmet ongeveer 12 cm lang was. De vrouw heeft het meisje zonder enige aanleiding gestoken. [naam 2] ziet vervolgens dat de vrouw door de open deuren van de metro naar buiten gaat en het perron op rent.iv

    Ook [naam 3] staat op diezelfde dag te wachten op het metrostation Strandvliet. Hij ziet de metro 54 aankomen. Precies waar hij staat te wachten stopt de metro met de deur voor hem. Hij ziet dat achter die deur in de metro een vrouw staat. Hij ziet dat zij klaar staat met haar hand om op het knopje te drukken. [naam 3] ziet dat de vrouw schuin naar rechts kijkt naar een vrouw die met haar rug tegen de glazen wand aan de kant van het raam zit. Als de deur van de metro open gaat, gaat de vrouw niet meteen naar buiten, maar draait zich om. [naam 3] ziet dat de vrouw heel snel toeloopt op de vrouw waar zij naar aan het kijken was. Hij ziet dat de vrouw kennelijk opzettelijk en met kracht een slaande beweging maakt naar de vrouw. Hij ziet vervolgens dat de vrouw haar arm weg trekt en dat zij hard de metro uit rent.v

    Verdachte verklaart hierover zelf dat zij degene is die het meisje in de metro heeft aangevallen. Verdachte is op haar afgerend en heeft haar onder haar borst gestoken met een mes. Daarna heeft verdachte het mes weggegooid, omdat zij dacht een moord te hebben gepleegd en dat het beter zou zijn om het mes weg te gooien.vi

    3.2. Waardering van het bewijs

    3.2.1. Het standpunt van het openbaar ministerie

    De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft bewezenverklaring van het (impliciet) subsidiair ten laste gelegde gevorderd en daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.

    Hoewel verdachte het slachtoffer heeft gestoken met een mes van 12 cm lang, kan een poging tot doodslag niet bewezen worden. In het op die manier steken van verdachte ligt namelijk niet besloten dat zij het voorwaardelijke opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.

    Wel kan bewezen worden verklaard dat verdachte door het steken in de borststreek opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Gelet op de uitgebreide jurisprudentie omtrent het opzettelijk handelen van een verdachte ten tijde van een psychische stoornis, kan niet worden gesteld dat het bij verdachte op het moment van steken aan ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.

    3.2.2. Het standpunt van de verdediging

    De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of op de dood van het slachtoffer. Verdachte dient derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken. De verdediging heeft hiertoe, zakelijk weergegeven, het volgende betoogd.

    Verdachte heeft eenmaal gestoken in de borst van het slachtoffer. Uit de letselverklaring van het ziekenhuis blijkt dat "slechts" sprake is van een oppervlakkige wond. Uit de handeling van verdachte en de verwonding van het slachtoffer kan niet worden geconcludeerd dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood van het slachtoffer.

    Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de handelingen van verdachte allemaal snel zijn verricht. Hieruit blijkt geen kalm en rustig beraad van verdachte ten aanzien van haar handelingen. Vanwege de psychose waarin zij verkeerde, ontbrak bij haar ieder inzicht in de reikwijdte van haar handelingen. Verdachte heeft in opdracht van de stemmen in haar hoofd gehandeld, waardoor verdachte niet heeft kunnen nadenken over de gevolgen van haar handelingen en de consequenties daarvan niet heeft kunnen overzien.

    3.2.3. Het oordeel van de rechtbank

    Opzet op de dood

    Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een geestelijke stoornis slechts dan aan bewezenverklaring van opzet in de weg staan als bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.

    Verdachte heeft verklaard dat zij weet dat zij een vrouw heeft aangevallen in de metro; dat zij haar met een mes onder in de borst heeft gestoken en voorts dat zij hierna is weggerend en het mes heeft weggegooid omdat haar dat na die gebeurtenis beter leek.

    De rechtbank leidt hieruit af dat bovenbedoeld inzicht tenminste in enige mate bij verdachte aanwezig is geweest. Dat verdachte door haar psychose niet de vrijheid had om haar wil te bepalen en keuzes te maken, staat aan het aannemen van opzet bij verdachte op haar handelen niet in de weg. De uitzonderlijke situatie dat haar elk besef hieromtrent heeft ontbroken kan niet worden aangenomen.

    Het verweer zoals gevoerd door de raadsvrouw dat verdachte van het opzet en daarmee van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken wordt derhalve verworpen.

    Poging doodslag

    Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte met haar handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden en aldus het voorwaardelijk opzet heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT