Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Alkmaar, Sector kanton, 8 de Septiembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Septiembre de 2010
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK ALKMAAR

Sector Kanton

Locatie Alkmaar

Zaaknr/rolnr.: 243413 CV EXPL 07-3338 WG

Uitspraakdatum: 8 september 2010

Vonnis in de zaak van:

[naam] te [plaats], gemeente [...],

eisende partij,

verder ook te noemen: [eiser],

gemachtigde: mr. M.A. Rensen, advocaat te Alkmaar,

tegen

  1. de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te [plaats], gemeente [...],

  2. de vennootschap onder firma Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) te [plaats], gemeente [...],

  3. de besloten vennootschap ECN Nucleair B.V., vennoot van gedaagde sub 2, te [plaats], gemeente [...]

  4. de stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) vennoot van gedaagde sub 2, te [plaats], gemeente [...],

    gedaagde partijen,

    verder ook te noemen in enkelvoud [gedaagde],

    gemachtigde: mr. R.A.A. Duk, advocaat te Den Haag.

    Het procesverloop

    -De kantonrechter verwijst naar het op 16 juli 2008 in deze zaak uitgesproken tussenvonnis. Van dat tussenvonnis is [eiser] in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Gerechtshof heeft op 29 december 2009 een arrest gewezen.

    -Vervolgens heeft [gedaagde] een conclusie na tussenvonnis genomen en [eiser] een antwoordconclusie.

    -De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.

    -Ten slotte is heden uitspraak bepaald.

    De verdere beoordeling

  5. De kantonrechter heeft op 16 juli 2008 een tussenvonnis gewezen. Van dat vonnis is hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft op 29 december 2009 een arrest uitgesproken. De kantonrechter zal de zaak verder beoordelen met inachtneming van hetgeen het gerechtshof in het arrest van 29 december 2009 heeft overwogen en beslist.

  6. In het arrest van 29 december 2009 heeft het gerechtshof, onder meer, bepaald dat bij de vraag of [gedaagde] bevoegd is per 1 januari 2007 de door haar voorgestelde wijzigingen in de pensioenreglementen door te voeren, niet slechts van belang is of handhaving van de onvoorwaardelijke indexeringsregeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Waar het om gaat is of het belang van [gedaagde] bij de wijziging zo zwaarwichtig is dat het belang van de oud-medewerkers dat door de wijziging wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

  7. In aanvulling op haar eerdere weren bij de kantonrechter heeft [eiser] aangevoerd dat de bevoegdheid van [gedaagde] om de onvoorwaardelijke indexering om te zetten in voorwaardelijke reeds afstuit op artikel 18 lid 2 van de pensioenreglementen. Volgens haar is het recht op onvoorwaardelijke indexering een reeds verkregen recht waarop de aanspraken krachtens genoemd artikel gehandhaafd blijft. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. Zoals ook het Hof heeft overwogen (r.o. 4.7) bepaalt het tweede lid van artikel 18 slechts dat ten tijde van de wijziging op grond van gedane premiestortingen verkregen rechten op pensioen (en reeds toegekende indexeringen) gehandhaafd blijven. Die premiestortingen betreffende de onvoorwaardelijke indexeringen per 1 januari 2007 had en heeft [gedaagde] niet gedaan.

    4.1Dan de belangenafweging. [gedaagde] heeft haar belangen cijfermatig onderbouwd. Die cijfermatige onderbouwing is gebaseerd op de verslaggevingregels volgens RJ 271. [eiser] heeft in eerste instantie kritiek geuit op de toepassing van RJ 271. In haar laatste akte lijkt [eiser] die kritiek te laten varen. Voor zover [eiser] haar stellingen op dit punt wel handhaaft, merkt de kantonrechter hierover op dat na de toelichting van [gedaagde] is gebleken dat de toepassing van RJ 271, voor zover niet verplicht, dan in ieder geval (algemeen) gebruikelijk is. [gedaagde] kan redelijkerwijs niet worden verweten dat zij een (algemeen) gebruikelijke wijze van verslaggeving hanteert.

    4.2[gedaagde] stelt op basis van overgelegde cijfers dat de financiële situatie binnen haar onderneming zodanig is dat zij een groot belang heeft bij wijziging/beperking van haar pensioenverplichtingen. Uit die cijfers blijkt dat [gedaagde] in 2006 een zwaarwichtig belang had om de pensioenvoorzieningen in zijn algemeenheid aan te passen. [gedaagde] zou in de periode van 2007 tot en met 2011 een reservering van ruim 81 miljoen euro moeten doen om aan haar pensioenverplichtingen te voldoen zoals die pensioenverplichtingen (ten opzichte van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT