Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Utrecht, 18 de Noviembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Noviembre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Utrecht

Sector bestuursrecht

Vreemdelingenkamer

zaaknummer: AWB 10/9894

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [1972], van gestelde Britse nationaliteit, eiser,

gemachtigde: mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht,

en

de Minister van Justitie, thans de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder.

gemachtigde: mr. W. Vrooman.

Inleiding

1.1 Bij besluit van 18 februari 2010 heeft verweerder het administratief beroep van eiser tegen het besluit van de ambtenaar belast met de grensbewaking van 18 september 2009 kennelijk ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit is eiser op grond van artikel 13 juncto artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (hierna: “de Schengengrenscode”) de toegang tot Nederland geweigerd. Eiser heeft tegen het besluit van 18 februari 2010 (hierna: “het bestreden besluit”) beroep bij deze rechtbank ingesteld.

1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 16 september 2010, waar eiser niet in persoon is verschenen. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.

Overwegingen

2.1 De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Aan eiser is op basis van zijn Britse paspoort met ingang van 27 augustus 2008 een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ verleend. Zijn echtgenote en zoon beschikken eveneens over een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’.

2.2 Op 16 september 2009 is eiser via Schiphol naar Londen gereisd. Bij aankomst op Heathrow Airport is hem de toegang tot het Verenigd Koninkrijk geweigerd omdat de Britse autoriteiten constateerden dat zijn Britse paspoort op frauduleuze wijze was verkregen en dat er reden was aan te nemen dat eiser geen Brits staatsburger is. De Britse autoriteiten hebben dit paspoort ingenomen en eiser teruggestuurd naar Nederland. Op 17 september 2009 is eiser op de luchthaven Schiphol gearriveerd zonder in het bezit te zijn van enig geldig reisdocument, dan wel documenten die recht geven op grensoverschrijding. Eiser is bij aankomst op Schiphol de toegang tot het Schengengebied geweigerd op grond van artikel 13 juncto artikel 5 van de Schengengrenscode en aan hem is een vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 van de Vw opgelegd.

2.3 Uit het door de ambtenaar belast met de grenscontrole op 18 september 2009 ambtsedig opgemaakte proces-verbaal blijkt dat, na raadpleging, is geconstateerd dat eiser niet voorkwam in het opsporingsregister en het Nationaal Schengen Informatie Systeem.

2.4 Bij uitspraak van de rechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 9 oktober 2009 (AWB 09/34522) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiser in zoverre toegewezen dat verweerder hem gedurende de behandeling van het administratief beroep toegang tot Nederland verschaft. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de toegangsweigering van de Home Office UK Border Agency van 17 september 2009 is vermeld dat het Britse paspoort van eiser frauduleus is verkregen en dat er reden is om aan te nemen dat eiser geen Brits staatsburger is. Gelet op dit document gaat de voorzieningenrechter er voor de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening vanuit dat eiser niet meer beschikt over de Britse nationaliteit. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is echter het rechtmatig verblijf van eiser hier te lande op het moment van binnenkomst op 17 september 2009 (nog) niet vervallen omdat de verblijfsvergunning nog niet is ingetrokken. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder niet heeft onderbouwd dat het rechtmatig verblijf in een dergelijke situatie van rechtswege vervalt en dat dit naar zijn oordeel ook niet volgt uit het systeem van de Vw. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser niet de toegang kon worden geweigerd wegens het ontbreken van een geldig reisdocument. Daarvoor vindt hij steun in artikel 5, vierde lid, van de Schengengrenscode waarin is bepaald dat de onderdaan van een derde land, ondanks het ontbreken van een geldig reisdocument, toegang moet worden verleend teneinde door te kunnen reizen naar het grondgebied van de lidstaat die hem de verblijfstitel heeft verstrekt. Indien eiser via de buitengrens van een ander Schengengrensland wel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT