Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 21 de Septiembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Septiembre de 2010
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

de naamloze vennootschap

PLAYLOGIC INTERNATIONAL N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

APPELLANTE,

advocaat: mr. O. Hammerstein te Amsterdam,

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[…] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

GEÏNTIMEERDE,

advocaat: mr. J. Hagers te Amsterdam.

De partijen worden hierna Playlogic en [geïntimeerde] genoemd.

  1. Het geding in hoger beroep

    Bij dagvaarding van 25 maart 2010 is Playlogic in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2010, in deze zaak onder zaaknummer/rolnummer 420100/HA ZA 09-557 gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en Playlogic als gedaagde en onder zaaknummer/rolnummer 437315/HA ZA 09-2832 eveneens gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en Playlogic als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.

    Playlogic heeft overeenkomstig de appeldagvaarding van grieven gediend, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] alsnog niet ontvankelijk zal verklaren in haar vordering althans haar deze zal ontzeggen, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Playlogic van alles wat deze heeft betaald ingevolge het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.

    Tevens heeft Playlogic op de voet van artikel 351 Rv incidenteel gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep zal worden geschorst.

    [geïntimeerde] heeft bij memorie zowel in de hoofdzaak als in het incident geantwoord, met conclusie dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de incidentele vordering zal afwijzen en – in de hoofdzaak – Playlogic niet ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep althans het hoger beroep ongegrond zal verklaren en het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van Playlogic in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over die proceskosten, te berekenen vanaf de veertiende dag na de dag waarop (het hof leest:) arrest is gewezen.

    [Geïntimeerde] heeft daarna nog bij akte een productie overgelegd.

    Vervolgens is arrest in het incident gevraagd.

    Bij arrest van 29 juni 2010 heeft het hof de vordering in het incident afgewezen en een oordeel over de kosten aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

    Ten slotte is in de hoofdzaak arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

  2. Feiten

    De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep ten aanzien van beide zaken onder 2.1 tot en met 2.4 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

  3. Beoordeling

    3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.

    (i) [Vader] (verder: [vader]) is bestuursvoorzitter ("chief executive officer") van de aandeelhouder (Playlogic Entertainment Inc.) van Playlogic. Hij is tevens, evenals zijn zoon [zoon], bestuurder van Playlogic.

    (ii) Bij exploot van 24 november 2008 heeft [geïntimeerde] ten laste van [vader] conservatoir derdenbeslag gelegd onder Playlogic (verder: het conservatoire beslag).

    (iii) Bij fax van 2 december 2008 heeft Playlogic een verklaring derdenbeslag (verder: de verklaring derdenbeslag) uitgebracht met de mededeling dat er tussen haar en [vader] geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan [vader] op het tijdstip van het conservatoire beslag nog iets van Playlogic te vorderen had, ten tijde van de verklaring te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.

    (iv) Bij exploot van 2 februari 2009 heeft [geïntimeerde] Playlogic gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam (kennelijk, en kort gezegd) tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling als bedoeld in artikel 477a lid 2 Rv (verder: de eerste verklaringsprocedure).

    (v) Bij vonnis van 17 juni 2009 van de rechtbank Amsterdam (verder: het vonnis van 17 juni 2009) is [vader] veroordeeld tot betaling van € 1.510.365,- aan [geïntimeerde], met rente en kosten en uitvoerbaar bij voorraad. [Vader] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

    (vi) Bij exploot van 25 juni 2009 heeft [geïntimeerde] het vonnis van 17 juni 2009 aan [vader] betekend.

    (vii) Bij exploot van 6 juli 2009 heeft [geïntimeerde] ten laste van [vader] executoriaal derdenbeslag gelegd onder Playlogic (verder: het executoriale beslag).

    (viii) Bij exploot van 18 augustus 2009 heeft [geïntimeerde] Playlogic gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam primair tot veroordeling tot betaling - op de voet van artikel 477a lid 1 Rv - van het bedrag waarvoor het conservatoire beslag en het executoriale beslag zijn gelegd en subsidiair tot een verklaring voor recht dat de verklaring derdenbeslag en de eventueel naar aanleiding van het executoriale beslag af te leggen verklaring onjuist zijn, tot een veroordeling tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling als bedoeld in artikel 477a lid 2 Rv en tot vaststelling van een vergoeding van € 20.000,- per maand op de voet van artikel 479a Rv (verder: de tweede verklaringsprocedure).

    3.2 Het is het hof ambtshalve bekend dat Playlogic op 3 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard. Nu het onderhavige geding (mede)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT