Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Utrecht, 8 de Diciembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Diciembre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 218262 / HA ZA 06-2081

Vonnis van 8 december 2010

in de zaak van

  1. [eiser sub 1],

    wonende te Lisserbroek,

  2. [eiseres sub 2],

    wonende te Lisserbroek,

    eisers,

    advocaat mr. J.X.C. Peters,

    tegen

  3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    DEFAM FINANCIERINGEN B.V.,

    gevestigd te Bunnik,

    gedaagde,

    advocaat mr. W. de Jong,

  4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    FORTIS BANK NEDERLAND N.V.,

    gevestigd te Rotterdam,

    gedaagde,

    advocaat mr. W. de Jong,

  5. [gedaagde sub 3], handelend onder de naam VIP Finance

    wonende te Nieuw-Vennep,

    gedaagde,

    advocaat mr. J.H. Heerebout.

    Partijen zullen hierna worden genoemd: [eisers] en Defam, voor zover het Defam Financieringen B.V. betreft, FBN, voor zover het Fortis Bank Nederland N.V. betreft, VIP, voor zover het [gedaagde sub 3] betreft, en Defam c.s. voor zover het Defam en FBN betreft.

  6. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 8 juli 2009

    - de akte nadere uitlating van de zijde van [eisers]

    - de akte aan de zijde van Defam c.s.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  7. De verdere beoordeling

    Ten aanzien van Defam, FBN en VIP

    Bewijsopdracht

    2.1. Bij tussenvonnis van 9 januari 2008 heeft de rechtbank VIP toegelaten tot het bewijs dat [eisers] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten is gewezen op de risico’s van de constructie en het risico van het ontstaan van een restschuld. VIP heeft daartoe de heer [A] gehoord. [A] is in de periode van februari 2002 tot april 2008 werkzaam geweest als financieel adviseur bij VIP. [eisers] hebben in contra-enquête naast zichzelf de getuige [B], hun zoon, doen horen en een transcriptie in het geding gebracht van een bandopname van een gesprek van [eisers] en [B] met [A].

    Getuigenverklaringen

    2.2. [A] heeft – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:

    “4. In 2000 ben ik benaderd door [eiser sub 1]. Ik werd op kantoor gebeld. Hij vertelde dat hij maandelijks € 100,- spaarde voor een kleinkind, dat hij daar wel erg weinig rente op kreeg en of er geen andere mogelijkheden waren. Omdat spaarrentes overal hetzelfde zijn heb ik hem een effectenleaseovereenkomst voorgesteld. Ik heb hem de brochure, de voorwaarden en een voorbeeldberekening opgestuurd (…)

  8. In het eerste telefoongesprek heb ik direct uitgelegd hoe een aandelenleaseconstructie werkt. Ik heb op de computer gekeken welk rendement kon worden behaald met een inleg van € 100,- per maand. Ik heb daarbij gezegd dat het een voorbeeldrendement was en dat die prognose natuurlijk wel gehaald moest worden voor dit rendement. Ik heb ook nog gezegd dat er een schuld zou kunnen resteren. Dit is de normale werkwijze maar ik kan me ook herinneren dat ik dat tegen [eiser sub 1] heb gezegd.

  9. Toen [eiser sub 1] bij mij op kantoor kwam om het contract te tekenen heb ik dat ook met hem doorgenomen. In concreto heb ik hem aangewezen wat het leasebedrag was, de maandelijkse inleg en dat op de achterzijde de algemene voorwaarden stonden. Ik heb hem verzocht het allemaal goed door te nemen. (…)

  10. Later heeft [eiser sub 1] weer contact met mij opgenomen. Hij had een hypotheek met een depot voor premies waarop een lage rente werd vergoed. Zijn vraag was of daar niet wat meer uit te krijgen was. Ik heb hem toen, (…), voorgesteld om een aandelenleaseconstructie te doen met een eenmalige inleg. Ik heb hem toen ook uitgelegd dat het idee hetzelfde was als de eerdere aandelenlease. In dat verband is door mij de brief van 24 augustus 2000 gestuurd. Als u mij vraagt waarom daar de risico’s niet in staan vermeld dan antwoord ik dat die al besproken waren. (…)”

    2.3. [eiser sub 1] – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:

    “2. Begin 2000 heeft hij [[A]] de aangifte verzorgd over 1999. Ik moest nog wat belasting betalen en toen heeft hij mij geadviseerd een extra aftrekpost te creëren. Dat kon ik doen door de aandelenleaseconstructie aan te gaan. Wij hebben dat besproken bij hem op kantoor toen ik daar kwam om de aangifte te tekenen. Dat was in maart 2000.

  11. Er was haast. Ik heb een brochure later opgehaald bij [A] op kantoor, die thuis doorgelezen en daarna zijn wij naar [A] gegaan om de aandelenleaseovereenkomst te tekenen.

  12. Ik kan mij niet meer precies herinneren wat hij toen heeft gezegd. Het ging vooral om de aftrekmogelijkheid. (…) Ik weet niet meer precies wat ik uit die brochure heb opgepikt en welke risico’s er aan waren verbonden.

  13. Het is niet zo dat ik met [A] contact heb opgenomen omdat ik een beter rendement wilde op een maandelijks spaarbedrag van € 100,- voor een kleinkind. Mij eerste kleinkind is pas eind 2002 geboren. (…)

  14. In augustus 2000 heeft [A] opnieuw contact met ons opgenomen. Ook daarbij was van onze kant geen enkel initiatief. Hij heeft ons naar kantoor geroepen omdat hij een interessant voorstel had om op een andere manier om te gaan met de levensverzekering die ik had lopen via een andere tussenpersoon. (…) Die levensverzekering kon worden afgekocht en met de uitbetaling van ongeveer fl. 33.000,- kon dan ook zo’n constructie worden gedaan met een inleg van € 15.000,-.

  15. Ik wist dat aandelen konden fluctueren en waarde en dat dus ook het rendement kon fluctueren. (…)

  16. [A] heeft mij nooit iets gezegd over de mogelijkheid van een restschuld. (…)

  17. Ik ben (…) niet gewezen op de mogelijkheid dat ik de inleg niet zou terugkrijgen. Ik dacht dat ik hetzelfde bedrag zou terugkrijgen of iets meer; ik ben niet gewezen op de mogelijkheid van het terugkrijgen van een lagere inleg.”

    2.4. [eiseres sub 2] heeft – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:

    “Ik weet niet of wij de aandelenleaseovereenkomst die u mij voorhoudt ook bij hem [[A]] op kantoor hebben getekend. Ik denk dat het thuis is gebeurd maar ik weet het niet zeker.

  18. Mijn man en ik namen dit soort overeenkomsten wel samen door. Ik kan mij niet herinneren wat ik toen dacht dat deze overeenkomst inhield. Ik wist wel dat er geld belegd werd; dat iets wat over was in een potje, een premiedepot, werd belegd.

  19. Ik wist niets van risico’s. Ik kon het geld waarmee we hebben belegd kwijtraken. Dat konden we hebben. Ik bedoel daarmee dat het iets meer kon zijn wat je kreeg een grotere trap, maar dat het niet erg was als je die grotere trap niet haalde en je er dus niets mee won.”

    2.5. Uit de transcriptie van de bandopname van het gesprek op 6 oktober 2005 [eisers] en hun zoon met [A] van VIP blijkt het volgende (E = [A] MA = [eiseres sub 2] en P = [B]):

    “MA: Maar dat heb ik een paar genoemd maar daar heb je eigenlijk nooit op gereageerd. Niet dat je zei; Ja, maar jullie hebben ook geld geleend. Toen hij zei DEFAM contract dat is gewoon euh 15.000 rente en dat lenen en ik zeg; hoe halen we het in ons hoofd?? Hebben wij dat gedaan? Zaten we.

    P: Ik wist ook niet af van het bestaan van de contracten. Ik heb die contracten gezien en ik denk van nou; ik ken mijn ouders langer dan vandaag en als ik iets niet bij mijn ouders zo vind passen is het zo’n contract. Dan is mijn vraag aan jou hoe/ waarom heb je dit aangeboden?Hou is dat gegaan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT