Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 30 de Noviembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Noviembre de 2010
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

[ APPELLANT ],

wonende te [ H ],

APPELLANT,

advocaat: mr. J.W. Elzinga-Snoek te Groningen,

t e g e n

  1. [ GEÏNTIMEERDE 1 ],

    wonende te [ B ],

    advocaat: mr. H.W. Bos-Hagens te Noordwijk,

  2. [ GEÏNTIMEERDE 2 ],

    wonende te [ B ],

    GEÏNTIMEERDEN,

    advocaat: mr. R.J. Skála te Groningen.

    De partijen worden hierna [ Appellant ], [ Geïntimeerde 1 ] en [ Geïntimeerde 2 ]genoemd.

  3. Het geding in hoger beroep

    1.1 Bij dagvaarding van 16 februari 2010 is [ Appellant ] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, onder zaak-/rolnummer 426576 / HA ZA 09-1401 tussen partijen ([ Geïntimeerde 1 ] in de hoedanigheid van bewindvoerder van [ Geïntimeerde 2 ]als eiser, en [ Appellant ] alsmede [ Geïntimeerde 1 ] als gedaagden) gewezen en uitgesproken op 18 november 2009.

    1.2 [ Appellant ] heeft bij memorie drie grieven geformuleerd en toegelicht, bescheiden in het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de in eerste aanleg ingestelde vorderingen alsnog zullen worden afgewezen, althans – voor zover het vonnis waarvan beroep reeds ten uitvoer is gelegd – de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak ongedaan zal worden gemaakt, met veroordeling van [ Geïntimeerde 1 ] en [ Geïntimeerde 2 ]in de proceskosten van de beide instanties, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

    1.3 [ Geïntimeerde 2 ]heeft daarop bij memorie geantwoord, en daarbij producties in het geding gebracht, met conclusie tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [ Appellant ] in de kosten van (het hof begrijpt) het hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.

    1.4 [ Geïntimeerde 1 ] heeft eveneens bij memorie geantwoord, en daarbij bewijs aangeboden, met conclusie tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, en veroordeling van [ Appellant ] in de kosten van (het hof begrijpt) het hoger beroep.

    1.5 Vervolgens is arrest gevraagd op basis van de in beide instanties overgelegde stukken.

  4. De feiten

    2.1 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.13 feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Aangezien deze feiten niet in geschil zijn zal ook het hof daarvan uitgaan.

    2.2 Het gaat, mede gelet op hetgeen overigens uit de gedingstukken blijkt en niet of onvoldoende is weersproken, in deze zaak om het volgende.

    (i) [ Appellant ] en [ Geïntimeerde 1 ] zijn broers. [ Geïntimeerde 2 ]is de zoon van [ Geïntimeerde 1 ].

    (ii) Bij vonnis van 10 augustus 1984 van de rechtbank Groningen is [ Geïntimeerde 1 ] veroordeeld aan [ Appellant ] (terug) te betalen een (aan hem geleend) bedrag van Hfl. 200.000,00 (EUR 90.756,04), vermeerderd met rente en kosten. [ Geïntimeerde 1 ] heeft niet aan dit vonnis voldaan.

    (iii) Een brief van deurwaarder [ de deurwaarder ] te Groningen, gedateerd 10 april 1995 en gericht tot mr. A. Dijkgraaf, advocaat te Groningen, houdt in:

    "Ingevolge Uw verzoek van 21 maart 1995 heb ik meermalen geprobeerd het exploit stuiting der verjaring in persoon te betekenen aan de heer [ R ], wonende te [A ], doch ook vaak verblijvende te [ H ].

    Aan het adres De Brinken 20 te Haren, alwaar de Classic Art Galery is gevestigd, werd mij ten stelligste meegedeeld dat [ R ] aan de Oosterweg 42 aanwezig zou zijn. Aan dit adres heb ik nimmer iemand aangetroffen, behalve zaterdag 8 april 1995 te plm. 16.00 uur, toen ik een zoon sprak. Deze deelde mede niet te weten waar zijn vader zou zijn en hoe deze te bereiken is.

    Het mij ter hand gesteld exploit d.d. 9 maart 1995 zend ik U hierbij terug."

    (iv) Een brief van mr. A. Dijkgraaf aan [ Appellant ], gedateerd 3 mei 1995, houdt in:

    “Inzake bovengenoemde aangelegenheid ben ik u nog een afschrift schuldig van de brief van deurwaarder [ de deurwaarder ] d.d. 10 april jl., waarin deze uiteenzet er niet in te zijn geslaagd het exploit tot stuiting der verjaring in persoon te betekenen aan de heer [ R ]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT