Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 23 de Diciembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Diciembre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer 09/754219-09

Datum uitspraak: 23 december 2010

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte A],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],

adres: [adres],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “De Schie” te Rotterdam.

  1. Het onderzoek ter terechtzitting

    Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 februari 2010, 21 april 2010, 29 juni 2010, 14 september 2010, 20 september 2010, 2 december 2010, 6 december 2010, 7 december 2010, 8 december 2010, 14 december 2010 en 15 december 2010.

    De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M.S. Warnaar en mr. C.A.M. Eijgenraam van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. S.F. Degen, advocaat te ’s-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.

  2. De tenlastelegging

    Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:

  3. hij op of omstreeks 18 juli 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met

    een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met

    voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben

    verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan

    niet na kalm beraad en rustig overleg, op die [slachtoffer] geschoten, tengevolge

    waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

    art 289 Wetboek van Strafrecht

    art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

    Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een

    veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

    [medeverdachte B] op of omstreeks 18 juli 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en al

    dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers

    heeft [medeverdachte B] met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig

    overleg, op die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is

    overleden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 18 juli 2009, althans in en/of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 18 juli 2009 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door opzettelijk het (vuur)wapen ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte B] en/of door die [medeverdachte B] op de achterbank van zijn auto met dat (vuur)wapen te laten plaatsnemen en/of (vervolgens) samen met die [medeverdachte B] in die auto te gaan rijden en/of (daarbij) kopers van cocaïne (waaronder [slachtoffer]) in die auto te laten plaatsnemen;

    art 289 Wetboek van Strafrecht

    art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

    art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

  4. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 augustus 2009 te

    's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een

    ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of

    afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, (een)

    hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een

    middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen

    krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

    art 2 ahf/ond B Opiumwet

    art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

    art 10 lid 4 Opiumwet

  5. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 augustus 2009 te

    's-Gravenhage en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een

    organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,

    namelijk het meermalen verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of

    vervoeren en/of aanwezig hebben van (telkens) hoeveelheden van een materiaal

    bevattende een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende

    lijst 1, te weten cocaine;

    art 11a lid 1 Wetboek van Strafrecht

    art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

  6. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 18 juli 2009 te

    's-Gravenhage en/of elders in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging

    met een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten

    een revolver (geschikt voor het afschieten van kogels met het kaliber 7.62 mm

    [merk]) en/of bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad;

    De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

    daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

    betekenis te zijn gebezigd;

    art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

  7. hij op of omstreeks 1 januari 2007 tot en met 18 juli 2009 te [woonplaats] (in

    zijn, verdachtes, woning aan de [adres]) en/of elders in

    Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver

    (gelijkend op een revolver met een achthoekige loop en een goudkleurige

    trekkerboog), voorhanden heeft gehad;

    De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

    daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

    betekenis te zijn gebezigd;

    art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

  8. hij op of omstreeks 17 november 2009 te [woonplaats] munitie van categorie II

    en/of III, te weten (een) patro(o)n(en) voorhanden heeft gehad;

    De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

    daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

    betekenis te zijn gebezigd;

    art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

  9. De geldigheid van de dagvaarding

    2.1. Het standpunt van de verdediging

    De raadsvrouw heeft betoogd dat de tenlastelegging voor wat betreft de feiten 4 en 5 nietig is. Naar haar mening valt uit de tenlastelegging niet op te maken om welke wapens het gaat, waardoor verdachte geen flauw idee heeft waartegen hij zich moet verdedigen.

    2.2. Het standpunt van de officier van justitie

    De officier van justitie heeft betoogd dat de tenlastelegging voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De dagvaarding moet gelezen worden in combinatie met het dossier, de feiten zijn voldoende duidelijk omschreven en bij verdachte kan geen misverstand zijn gerezen over de vraag op welke wapens de tenlastelegging ziet.

    2.3. Het oordeel van de rechtbank

    Onder feit 1 is verdachte primair moord ten laste gelegd. Het slachtoffer is om het leven gekomen door twee kogels van het merk [merk], kaliber 7.62 mm. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn foto's gevonden waarop hij te zien is met een wapen. Hierover zijn hem door de politie vele vragen gesteld. Verdachte heeft verklaard, dat het slachtoffer is doodgeschoten met het wapen, waarmee hij op de foto's staat. Later is hij geconfronteerd met het feit, dat dit volgens een deskundige niet mogelijk was. Alleen al hierom moet het verdachte helder zijn dat hem het voorhanden hebben van twee verschillende wapens ten laste gelegd zou kunnen worden en welke wapens dat betrof. De wapens zijn geen van beide gevonden, reden waarom de tenlastelegging niet specifieker kon zijn. Daarmee is zij echter niet onduidelijk. Ter zitting is de rechtbank voorts niet gebleken, dat verdachte niet heeft begrepen welke verwijten hem werden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de tenlastelegging aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en de jurisprudentie daaraan stellen. Het beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding wordt derhalve verworpen.

  10. Het bewijs

    3.1. Het standpunt van de officier van justitie

    De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich primair in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer], subsidiair aan medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer], aan handel in drugs, deelname aan een criminele organisatie en aan het bezit van verboden wapens en munitie.

    De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het onderdeel voorbedachte raad en van het onder feit 5 ten laste gelegde wapenbezit, verdachte zal veroordelen voor doodslag op [slachtoffer] en de feiten voor het overige wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.

    3.2. Het standpunt van de verdediging

    De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair dient te worden vrijgesproken, subsidiair dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging; dat verdachte ten aanzien van de feiten 4 en 5 dient te worden vrijgesproken; dat feit 6 wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de feiten 2 en 3 eveneens wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zij het voor een (aanzienlijk) kortere dan de ten laste gelegde periode.

    3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1

    3.3.1. Vrijspraak feit 5

    Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat noch op grond van de foto’s, noch op grond van het dossier kan worden vastgesteld of het ten aanzien van het voorwerp als omschreven onder feit 5 gaat om een echte percussierevolver of om een replica. Daarmee kan evenmin worden vastgesteld of het voorhanden hebben van dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp een strafbaar feit is of valt onder daarvoor geldende vrijstellingen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 5 ten laste gelegde.

    3.3.2. Ten aanzien van feit 1

    Ten aanzien van de verdenking dat verdachte [slachtoffer] in vereniging opzettelijk, al of niet met voorbedachten rade, om het leven heeft gebracht, overweegt de rechtbank het volgende.

    Getuige [getuige 1] heeft het volgende verklaard2.

    Op zaterdag 18 juli 2009 omstreeks 05.00 uur hoorde getuige een felle klap. Toen hij naar het raam van zijn aan de Aaltje Noordewierstraat te Den Haag gelegen woning toeliep, zag hij een auto dwars geparkeerd staan met de voorwielen op de stoep. De bestuurder stapte uit en liep achter de auto om. Hij maakte het rechter zijportier open en pakte een persoon vast, die niet meegaf. Die persoon gaf geen teken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT