Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 19 de Octubre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Octubre de 2010
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.058.228

(zaaknummers rechtbank 91634 ES RK 08-102 en 99436 ES RK 09-24)

beschikking van de familiekamer van 19 oktober 2010

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen "de vrouw",

advocaat: mr. A.M. van Rossum te Arnhem,

en

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen "de man",

advocaat: mr. R.M. Hendriksen te Almelo.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Almelo van:

    - 2 juli 2008 (zaaknummer 91634 ES RK 08-102);

    - 5 november 2008 (zaaknummer 91634 ES RK 08-102);

    - 14 januari 2009 (zaaknummers 91634 ES RK 08-102 en 99436 ES RK 09-24);

    - 22 april 2009 (zaaknummers 91634 ES RK 08-102 en 99436 ES RK 09-24);

    - 12 augustus 2009 (zaaknummers 91634 ES RK 08-102 en 99436 ES RK 09-24);

    - 25 november 2009 (zaaknummer 99436 ES RK 09-24).

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 februari 2010, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 25 november 2009, de tussenbeschikkingen van 14 januari 2009, 22 april 2009, 12 augustus 2009 en noemen "alle overige tussenbeschikkingen gewezen onder zaaknummer 99436 ES RK 09-24". De vrouw verzoekt het hof die beschikkingen te vernietigen, behalve wat de beslissingen in de beschikking van 25 november 2009 onder 1.b, 1.e en 3 betreft, en opnieuw beschikkende:

    1. de huwelijkse voorwaarden, zoals opgenomen in de akte van huwelijkse voorwaarden van 14 augustus 1998, althans de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden, althans de rechtshandeling, waarbij de akte is verleden, te vernietigen;

    2. bij tussenbeschikking een deskundigenonderzoek te gelasten, die de in alinea 56 van het beroepschrift gestelde vragen dient te beantwoorden en te bepalen dat de man de daaruit voortvloeiende kosten dient te betalen;

    3. voor recht te verklaren dat er sprake is van een gemeenschap van goederen en voorts de verdeling van de gemeenschap vast te stellen op de in het beroepschrift aangegeven wijze, althans te bepalen dat de vrouw een vergoedingsrecht heeft jegens de man en te bepalen dat de man uit hoofde daarvan aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 1.839.551,50, althans een door het hof te bepalen bedrag, te verhogen met een redelijke indexering van 4% per jaar ingaande datum indiening verzoek tot echtscheiding, althans ingaande op een door het hof te bepalen datum;

    4. te verstaan dat pensioenverevening tussen partijen niet is uitgesloten, althans te bepalen dat op de pensioenen het Boon/Van Loon regime van toepassing is, uit hoofde waarvan pensioenverrekening dient plaats te vinden;

    5. te bepalen dat de vrouw een vordering heeft op de eenvoudige gemeenschap van woning aan de [adres] van € 49.682,94, welk bedrag de gemeenschap aan de vrouw dient te vergoeden, te verhogen met een indexering gelijk aan de indexering, zoals opgenomen in de overeenkomst van geldlening ingaande datum geldlening, zijnde 14 maart 2006, welk bedrag betaald dient te worden ter gelegenheid van de levering van de woning na verkoop aan een derde, althans van de overdracht na toedeling van de woning aan een van partijen en vervolgens de dan nog resterende opbrengst gelijkelijk wordt verdeeld.

    2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 9 april 2010, heeft de man het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden. De man verzoekt het hof het hoger beroep van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking van 25 november 2009 te bekrachtigen, al dan niet met verbetering van de rechtsgronden, alsmede de aanvullende verzoeken van de vrouw af te wijzen, dan wel subsidiair het aanvullende verzoek zoals geformuleerd onder grief 4 toe te wijzen en daarbij te bepalen dat vanuit de verkoopopbrengst eerst de op de gemeenschap van woning rustende hypothecaire geldleningen en de geldlening van € 100.000,- dienen te worden afgelost voordat het vergoedingsrecht van € 49.682,94 zal worden voldaan vanuit de gemeenschap en vervolgens de dan resterende opbrengst tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld.

    2.3 Ter griffie van het hof is op 17 juni 2010 een brief van mr. Van Rossum van diezelfde datum met bijlagen binnengekomen.

    2.4 De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2010 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen bijgestaan door hun advocaten.

    2.5 Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste aanleg.

  3. De vaststaande feiten

    3.1 Blijkens een akte die op 10 november 1994 is verleden ten overstaan van mr. J.F. Welle Donker, notaris te Utrecht, zijn partijen op 15 april 1994 gaan samenwonen. Zij hebben zich blijkens deze akte over en weer verplicht een partnerpensioenregeling te treffen indien de pensioenregeling waaraan partijen nu of later deelnemen hiertoe de mogelijkheid biedt.

    3.2 In 1996 zijn kort na elkaar de ouders van de vrouw overleden. Zij heeft samen met haar broer de woning van haar ouders geërfd. De woning is toegedeeld aan haar broer. Met haar aandeel in de opbrengst van die woning heeft zij een woning aan de [adres 2] gekocht.

    3.3 De man heeft op 29 mei 1996 [de B.V.] B.V. opgericht. Hij is sedert de oprichting enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V.

    3.4 Partijen zijn op 28 augustus 1998 met elkaar gehuwd.

    3.5 Zij hebben voorafgaand aan hun huwelijk bij een akte die op 14 augustus 1998 is verleden ten overstaan van mr. J.M. Kamphuis, notaris te Hengelo (Overijssel), huwelijkse voorwaarden gemaakt. Zij hebben daarin, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

    “ALGEHELE UITSLUITING

    Artikel 1

    Tussen partijen bestaat geen enkele huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen.

    (…)

    VERGOEDINGEN

    Artikel 3

    De echtgenoten zijn, voor zover niet anders bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking.

    Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten.

    (…)

    KOSTEN VAN DE HUISHOUDING

    Artikel 6

  4. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding (…) worden vooreerst bestreden uit inkomsten uit arbeid. (…) Onder inkomsten uit arbeid worden mede begrepen, winst uit zelfstandig uitgeoefend beroep (…).

  5. (…)

    PENSIOEN

    Artikel 10

    Ieder recht op pensioenverevening na echtscheiding of scheiding van tafel en bed, hetzij op grond van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding, hetzij anderszins, wordt hierbij uitdrukkelijk uitgesloten, behoudens de aanspraak op nabestaandenpensioen.

    (…)

    SLOTBEPALINGEN

    Comparanten verklaarden door mij, notaris, te zijn gewezen op zowel de juridische als de (fiscaal)erfrechtelijke consequenties van de onderhavige huwelijkse voorwaarden en gaven vervolgens te kennen dat een en ander overeenkomstig hun bedoeling is opgesteld”

    3.6 Partijen hebben op 14 maart 2006 samen de woning gelegen aan de [adres] gekocht en in eigendom verkregen voor een koopsom van € 625.000,-. Voor de verkrijging van deze woning zijn hypothecaire geldleningen aangegaan bij de gemeente Dinkelland van € 250.000,- en bij de Rabobank Midden Twente U.A. van € 324.000,-.

    3.7 De vrouw heeft blijkens een akte die op 14 maart 2006 is verleden ten overstaan van de voornoemde notaris Kamphuis aan de man een bedrag van € 50.000,- geleend. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat de man aan de vrouw dient af te lossen het oorspronkelijke bedrag van de geldlening vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller zal worden gevormd door de waarde van de woning van partijen te [adres] ten tijde van de aflossing en de noemer door een bedrag van € 665.173,73.

    3.8 De vrouw heeft de aan haar in eigendom toebehorende woning aan de [adres 2] op 1 juni 2006 verkocht en in eigendom overgedragen aan derden tegen een koopsom van € 267.000,-. Van de netto-opbrengst van deze woning van € 149.682,94 heeft zij een bedrag van € 49.682,94 in de woning van partijen aan de [adres] geïnvesteerd. Het restant van € 100.000,- is eveneens in deze woning geïnvesteerd. Ten aanzien van dit bedrag is een voorziening getroffen in de vorm van de voormelde geldlening aan de man van € 50.000,-.

    3.9 De man heeft bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 29 januari 2008, verzocht echtscheiding tussen partijen uit te spreken, en voor zover hier van belang, verzocht te bepalen dat de woning van partijen in [adres] zal worden verkocht en dat de netto-opbrengst bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld na verrekening van het vergoedingsrecht van de vrouw en partijen voor het overige te bevelen over te gaan tot afwikkeling van de tussen hen bestaande huwelijkse voorwaarden en verdeling van de overige tussen partijen bestaande gemeenschappen.

    3.10 De vrouw heeft bij verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, voor zover hier nog van belang, de rechtbank verzocht te bepalen dat de voormalige echtelijke woning aan haar wordt toegedeeld voor een bedrag van € 675.000,- met de verplichting de daarop rustende hypotheekschuld voor haar rekening te nemen en de man daarvoor te vrijwaren, te bepalen dat de man uit hoofde van de aan hem verstrekte geldlening aan de vrouw een bedrag voldoet van € 50.000,- en te bepalen dat partijen dienen over te gaan tot verevening van het tijdens het huwelijk ouderdomspensioen.

    3.11 Bij haar beschikking van 14 november 2008 heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 februari 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

    3.12 Bij haar beschikking van 22 april 2009 heeft de rechtbank de vrouw opgedragen te bewijzen dat partijen ten aanzien van pensioenverevening een andere bedoeling hebben gehad dan verwoord in de akte van huwelijkse voorwaarden, althans dat zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs een andere zin aan de bepaling omtrent pensioenverevening mochten toekennen en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT