Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 6 de Diciembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Diciembre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16.711214-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 december 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1988] te [geboorteplaats]

thans zonder bekende woon- of verblijfplaats

raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Bij afzonderlijke beslissing van 23 november 2010 is de voorlopige hechtenis opgeheven gelet op het bepaalde in artikel 67a lid 3 Sv.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

ten aanzien van feit 1: primair op 22 april 2010 te Utrecht [aangever 1] heeft gedwongen tot afgifte van goederen, subsidiair op 22 april 2010 te Utrecht een telefoon heeft geheeld;

ten aanzien van feit 2: primair op 18 mei 2010 een fiets heeft gestolen van [aangever 2], subsidiair in de periode van 18 mei 2010 tot en met 2 juni 2010 te Utrecht deze fiets heeft geheeld.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair onder 2 is ten laste gelegd en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken.

De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder 1 en subsidiair onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.

Ten aanzien van feit 1, primair. De aangifte van de straatroof van [aangever 1], evenals het signalement dat door aangever is opgegeven en de uitkomst van de Foslo-confrontatie in combinatie met de bevindingen van de politie dat de telefoon afkomstig van de beroving dezelfde dag nog door verdachte is verkocht aan een telefoonwinkel. De verklaring van verdachte over dit feit is onaannemelijk.

Ten aanzien van feit 2, subsidiair. De verklaring van verdachte waaruit blijkt dat verdachte wist dat de fiets door een misdrijf was verkregen, de aangifte van [aangever 2], de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2].

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank bij beide feiten niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.

Ten aanzien van feit 1. De door de officier van justitie opgesomde bewijsmiddelen zijn naar de mening van de verdediging niet concreet genoeg om tot een bewezenverklaring te komen van het primair ten laste gelegde feit. Het signalement dat door aangever is opgegeven is dermate algemeen dat veel personen daaraan kunnen voldoen. Daarbij komt dat de Foslo-confrontatie niet als bewijs kan worden gebruikt, nu aangever heeft verklaard verdachte slechts voor 50% te herkennen. Ook het feit dat verdachte de telefoon die bij de straatroof door de dader is meegenomen dezelfde dag heeft verkocht aan een telefoonwinkel kan naar de mening van de verdediging niet leiden tot een bewezenverklaring van het feit. De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT