Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), Notariskamer, 18 de Enero de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Enero de 2011
Uitgevende instantie:Notariskamer

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Beslissing van 18 januari 2011 in de zaak van:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

APPELLANT SUB 1.,

gemachtigden:

  1. drs. M.J.V. Freijssen RA,

  2. mr. M.F. Beumer,

  3. F.J. Winkel RA,

    en

    KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,

    gevestigd te ‘s-Gravenhage,

    APPELLANTE SUB 2.,

    gemachtigde: mr. W. Heemskerk,

    en

  4. [klager 1],

    wonende te [plaats],

  5. [klager 2],

    wonende te [plaats],

  6. [klager 3],

    wonende te [plaats],

    APPELLANTEN SUB 3.,

    gemachtigde: mr. C.P. van den Berg,

    t e g e n

    MR. [de notaris],

    notaris te [plaats],

    GEÏNTIMEERDE,

    gemachtigde:

  7. mr. dr. M.J.C. Visser,

  8. mr. P. Wanders.

  9. Het geding in hoger beroep

    1.1 Namens appellant sub 1., hierna het BFT, is bij een op 29 september 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, hierna de kamer, van 10 september 2009.

    1.2 Namens appellante sub 2., hierna de KNB, is bij een op 6 oktober 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – eveneens tijdig hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beslissing van de kamer.

    1.3 Namens appellanten sub 3., hierna klagers, is bij een op 8 oktober 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift eveneens tijdig hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beslissing van de kamer.

    1.4 Bij voornoemde beslissing heeft de kamer de klachten van het BFT en de KNB inzake ongeoorloofde ABC-transacties, hypotheekfraude en verwijtbare betrokkenheid daarbij van geïntimeerde, hierna de notaris, gedeeltelijk gegrond verklaard en de klachten van klagers ongegrond verklaard, onder oplegging aan de notaris van de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee maanden.

    1.5 Bij aanvullend verzoekschrift – met bijlagen – in hoger beroep, ontvangen ter griffie op 20 oktober 2010, heeft het BFT de gronden van zijn hoger beroep nader aangevuld.

    1.6 Op 2 maart 2010 zijn van de zijde van de notaris drie verweerschriften – met bijlagen – inzake het hoger beroep van het BFT, de KNB en klagers ter griffie van het hof ingekomen.

    1.7 De drie zaken in hoger beroep zijn met gesloten deuren gelijktijdig behandeld ter terechtzitting van 26 augustus 2010. Verschenen zijn de gemachtigden van het BFT, de gemachtigde van de KNB vergezeld van mr. [adviseur] en de notaris met zijn gemachtigden. De gemachtigde van klagers is met bericht van verhindering, ontvangen ter griffie op 22 juli 2010, niet verschenen.

    Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde sub 2. van het BFT, de gemachtigde van de KNB en de gemachtigde sub 2. van de notaris elk aan de hand van een pleitnota.

  10. De stukken van het geding

    Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de in het kader van de behandeling van de hoger beroepsprocedure aan het hof toegezonden stukken.

  11. Het verloop van de onderzoeksfase

    3.1 Bij brief van 31 oktober 2006 hebben klagers klachten ingediend tegen de notaris in verband met door hem gepasseerde akten betreffende de volgende panden, gelegen te [plaats]:

    - [straat 1, nummer a];

    - [straat 2, nummer b];

    - [straat 3, nummer c];

    - [straat 4, nummer d];

    - [straat 5, nummer e]; en

    - [straat 6, nummer f].

    3.2 Bij brief van 28 februari 2007 heeft de KNB een klacht ingediend tegen de notaris in verband met door hem gepasseerde akten betreffende de volgende panden, gelegen te [plaats]:

    - [straat 5, nummer e];

    - [straat 6, nummer f];

    - [straat 7, nummer g];

    - [straat 8, nummer h];

    - [straat 9, nummer i]; en

    - [straat 10, nummer j].

    Voorts heeft de KNB de voorzitter van de kamer verzocht te onderzoeken of en in hoeverre sprake is geweest van overtreding van de Wet identificatie bij dienstverlening, hierna de Wid en de Wet Melding ongebruikelijke transacties, hierna de Wet Mot.

    3.3 Bij brief van 13 maart 2007 heeft het BFT de voorzitter van de kamer verzocht op grond van artikel 96 lid 2 van de Wet op het notarisambt, hierna de Wna, een onderzoek te gelasten naar de notaris. Aan dit verzoek is het volgende ten grondslag gelegd:

    “Het BFT heeft de beschikking over gegevens uit het kadaster van onroerend goed transacties, die onderdeel zijn van een zogenaamde ABC-transactie, welke hebben plaatsgevonden binnen een periode van zes maanden, over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 30 juni 2006. Uit onze analyse van deze gegevens blijkt dat de betreffende notaris veel meer dan gemiddeld ABC- transacties passeert. Voorts is gebleken dat bij een aantal van deze transacties opmerkelijke waardestijgingen of waardeverminderingen plaatsvinden. De veelheid en het karakter van (de) ABC- transacties acht het BFT risicovol.

    Daarnaast heeft het BFT de beschikking over gegevens van de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH) aangaande (voorgenomen) onroerend goed transacties over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 30 juni 2006 bij notaris mr. [de notaris], waarbij mogelijk sprake is van hypotheekfraude.

    Het BFT wenst bij deze notaris de genoemde ABC- transacties en de genoemde (voorgenomen) onroerend goed transacties met mogelijke hypotheekfraude te (laten) onderzoeken ten behoeve van de naleving door deze notaris van onder meer de wettelijke verplichtingen op grond van de Wna en de naleving van de overige geldende beroepsvereisten van de notaris, waaronder de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) en de Wet Melding ongebruikelijke transacties (Wet Mot).”.

    3.4 Op 20 maart 2007 heeft op uitnodiging van de voorzitter van de kamer een bespreking plaatsgevonden waarbij, behalve de voorzitter, aanwezig waren de notaris met zijn gemachtigde mr. Raymakers, oud-notaris [naam] en de secretaris van de kamer. Tijdens dit overleg is afgesproken dat bij de notaris een onderzoek zal worden ingesteld naar ongeoorloofde ABC-transacties en betrokkenheid van de notaris bij hypotheekfraude, bij welk onderzoek in ieder geval de volgende panden zullen worden betrokken:

    - [straat 7, nummer g];

    - [straat 8, nummer h];

    - [straat 11, nummer k];

    - [straat 9, nummer i];

    - [straat 5, nummer e];

    - [straat 6, nummer f].

    Voorts is afgesproken dat de voorzitter van de kamer de sectie Wid/Wet Mot van het BFT zal opdragen dit onderzoek uit te voeren. De notaris heeft tijdens deze bespreking het BFT toestemming gegeven om in verband met dit onderzoek alle relevante dossiers te onderzoeken. De notaris heeft voorts tijdens deze bespreking aangegeven, dat hij per februari 2006 is gestopt met het passeren van ABC-transacties, waarbij hij voor één cliënt (een goede relatie van de gemeente Rotterdam) een uitzondering heeft gemaakt.

    3.5 Bij beschikking van 10 mei 2007 heeft de voorzitter van de kamer als volgt beschikt:

    “De voorzitter:

    - draagt plaatsvervangend voorzitter mr. [naam] op een onderzoek in te stellen naar mr. [de notaris], notaris te Rotterdam, betreffende mogelijk ongeoorloofde ABC-transacties, mogelijke betrokkenheid van de notaris bij hypotheekfraude en mogelijke overtreding van de Wet op de Identificatieplicht en de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties, in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006;

    - draagt de sectie Wid/Mot van het Bureau Financieel Toezicht op om het feitelijk onderzoek uit te voeren;

    - bepaalt dat het onderzoek zich beperkt tot een representatieve steekproef, ter prudentie van de sectie Wid/Mot van het Bureau Financieel Toezicht, van de ABC-transacties uit de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006, waarbij in ieder geval de (toevoeging hof: onder 3.4) genoemde transacties worden betrokken;

    - bepaalt dat notaris de met het onderzoek belaste personen toegang verleent tot alle relevante dossiers, die betrekking hebben op de periode van onderzoek van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006;

    - wijst af het meer of anders verzochte.”

    3.6 Bij brief van 14 januari 2008 heeft de advocaat van de notaris de plaatsvervangend voorzitter van de kamer verzocht te beslissen dat medewerkers van het BFT de dossiers van de notaris ten kantore van de notaris onbeperkt mogen inzien, maar dat zij zonder voorafgaande goedkeuring van de notaris niet kunnen worden gekopieerd en/of aan derden verstrekt, alsmede te beslissen of de notaris, gelet op de ingevolge artikel 19 van de Wet Mot rustende verplichting tot geheimhouding, gehouden is de bedoelde Mot-meldingen thans in kopie aan het BFT te verstrekken.

    3.7 Bij beschikking van 3 juli 2007 heeft de voorzitter van de kamer als volgt beschikt:

    “De plaatsvervangend voorzitter:

    - draagt het BFT op het onderzoek naar de dossiers uit te voeren op het kantoor van notaris [de notaris], met dien verstande dat zij van stukken uit geselecteerde dossiers, welke benodigd zijn voor de motivering van haar conclusies, mag kopiëren en deze mag meenemen. Hieronder worden ook verstaan financiële stukken, (digitale) urenoverzichten en MOT-meldingen die betrekking hebben op de geselecteerde dossiers. Het is het BFT niet toegestaan de in kopie verstrekte stukken zonder toestemming van de notaris andermaal te kopiëren, behoudens ten behoeve van de rapportage in het kader van het onderzoek. De gekopieerde stukken mogen niet aan derden, anders dan de kamer, ter inzage worden verstrekt;

    - draagt het BFT op om na het indienen van de uiteindelijke onderzoeksrapportage aan de Kamer van Toezicht te Rotterdam en uiterlijk na het afronden van eventuele hieruit voortvloeiende klachtprocedures, alle gemaakte kopieën over te dragen aan de secretaris van de Kamer van Toezicht te Rotterdam;

    - wijst af het meer of anders verzochte.

    3.8 Bij brief van 10 juli 2008 heeft het BFT haar tussentijdse rapportage over het verrichte onderzoek naar de plaatsvervangend voorzitter van de kamer verzonden. Dit onderzoek en deze tussentijdse rapportage zijn gebaseerd op de opdrachten aan het BFT van 10 mei 2007 en 3 juli 2007 van de voorzitter van de kamer. Het BFT heeft daarbij geoordeeld dat de huidige bevindingen van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT