Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 11 de Enero de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Enero de 2011
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 11 januari 2011

Zaaknummer 200.036.818/01

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[naam],

wonende te Leeuwarden,

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna te noemen: [appellant],

advocaat: mr. E.J. Rotshuizen, kantoorhoudende te Leeuwarden,

die ook heeft gepleit,

tegen

ING Bank N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna te noemen: de bank,

advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudende te Leeuwarden,

voor wie gepleit heeft mr. J.E.P.A. van Hooff, advocaat te Amsterdam.

Het geding in eerste instantie

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 4 februari 2009 door de rechtbank Leeuwarden.

Het geding in hoger beroep

Bij exploot van 27 april 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de bank tegen de zitting van 7 juli 2009.

De conclusie van de memorie van grieven, tevens houdende akte tot vermeerdering van eis, luidt:

om bij arrest, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

A de bank te veroordelen om aan hem tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.458.030,30 (zegge: drie miljoen veirhonderdachtenvijftigduizend dertig euro en dertig eurocent) ter zake van kennelijk onbehoorlijk bestuur (zie grief I), althans tot een bedrag van € 1.701.751,46 (zegge: eenmiljoen zevenhonderdeenduizend zevenhonderdeenenvijftig euro en zesenveertig eurocent) ter zake van onrechtmatige daad (zie grief IV), althans tot een bedrag van € 1.394.881,39 (zegge: eenmiljoen driehonderdvierennegentigduizend achthonderdeenentachtig euro en negenendertig eurocent) ter zake van onterechte verpanding, onterechte verrekening en/of onrechtmatige daad (zie grieven II tot en met IV), alles steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding, 12 juli 2007, tot die der volledige voldoening;

B de bank te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 92.500,00 (zegge: tweeënnegentigduizend vijfhonderd euro) ter zake van onterechte verrekening (zie grief V), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2005, althans vanaf de dag van de betekening van deze dagvaarding, 12 juli 2007, tot die der volledige voldoening;

C de bank te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 30.443,11 (zegge: dertigduizend vierhonderddrieënveertigduizend euro en elf eurocent) ter zake van de rentebijschrijvingen op de rekening-courant met nummer 66.08.71.130;

D de bank te veroordelen in de kosten van deze procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

Bij memorie van antwoord is door de bank verweer gevoerd met als conclusie:

"het beroep af te wijzen en arrest te wijzen overeenkomstig het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, met veroordeling van appellant, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit hoger beroep."

Voorts is door de bank een nadere akte genomen. [appellant] heeft afgezien van het nemen van een antwoordakte.

Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.

Ten slotte heeft de bank de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

De grieven

[appellant] heeft vijf grieven opgeworpen.

De beoordeling

De feiten

  1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.8) een aantal in deze zaak vaststaande feiten weergegeven. Hieromtrent bestaat, behoudens hetgeen de rechtbank onder 2.5 heeft overwogen, tussen partijen geen geschil.

  2. Onder 2.5 van het vonnis heeft de rechtbank overwogen dat de Knutsentanker is verkocht en overgedragen aan [naam] Projects voor de prijs van EUR 7.000.000,- exclusief BTW en dat de prijs exclusief omzetbelasting was, nu het schip bestemd was voor een buitenlandse afnemer. In de toelichting op grief II voert [appellant] aan dat niet exclusief omzetbelasting is betaald, maar dat volgens de overdrachtakte geen omzetbelasting verschuldigd was respectievelijk het nultarief van toepassing was. Nu de bank hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt, zal het hof hieronder de formulering volgen van [appellant]

  3. Het volgende staat tussen partijen vast.

    3.1 De besloten vennootschap Scheepswerf [naam] Lemmer B.V. (hierna: [scheepswerf]) is op eigen aangifte bij vonnis van 11 maart 2004 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. Rotshuizen tot curator.

    3.2 [scheepswerf] hield zich bezig met de bouw van schepen en maakte onderdeel uit van een groep vennootschappen (hierna: de [De scheepswerf groep]). De bank financierde de [De scheepswerf groep] -waaronder [scheepswerf]- vanaf 1996 onder andere op basis van een Compte Joint en Mede-aansprakelijkheidsovereenkomst (hierna: CJMO). De financiering door de bank geschiedde op projectbasis waarbij de financieringsbehoefte van de verschillende tot de groep behorende vennootschappen afhankelijk was van de verstrekte opdrachten. Onderdeel van de CJMO was de hoofdelijke aansprakelijkheidsstelling van de groepsvennootschappen voor de schulden van andere groepsvennootschappen (art. 9 van de CJMO), alsmede de vestiging van pandrechten op al hetgeen de groepsvennootschappen van de bank te vorderen hadden en al hetgeen de vennootschappen over en weer te vorderen hadden (art. 11 en 12 van de CJMO). Voorts heeft [scheepswerf] haar bedrijfsuitrusting, de voorraden en haar vorderingen stil verpand aan de bank. De laatste pandlijsten in dat kader dateren van 9 en 10 maart 2004.

    3.3 De bank heeft op 1 november 2002 te kennen gegeven aan de [De scheepswerf groep] -die met tegenslag te kampen had- dat de financiering uiterlijk 1 juni 2003 zou worden opgezegd en dat de [De scheepswerf groep] naar alternatieve financiers diende uit te kijken.

    3.4 Vanaf januari 2003 heeft een bedrijfsadviseur de [De scheepswerf groep] ondersteund. De bank heeft op 13 mei 2003 de kredietrelatie met de [De scheepswerf groep] per direct opgezegd. De slotzin van de brief van 13 mei 2003 luidt als volgt:

    'Indien integrale aanzuivering zoals hiervoor bedoeld achterwege blijft, dient u ermee rekening te houden dat wij ons genoodzaakt zullen zien alle zekerheden waaronder welke reeds hierboven zijn genoemd, te gelde te maken.'

    3.5 Op 16 oktober 2003 heeft [scheepswerf] het motorvrachtschip de 'Knutsen tanker' verkocht en overgedragen aan [naam] Projects voor de prijs van EUR 7.000.000,-- . Volgens de akte was geen omzetbelasting verschuldigd respectievelijk was het nultarief van toepassing. De betaling vond plaats in twee tranches op 6 en 7 november 2003. De uiteindelijke koopprijs bedroeg EUR 8.736.362,37. Het restant van de koopsom en BTW, een bedrag groot EUR 1.736.362,37, is op 9 maart 2004 aan [scheepswerf] overgemaakt. [scheepswerf] heeft derhalve alsnog omzetbelasting over deze transactie aan [naam] Projects in rekening gebracht, met als reden dat het om een binnenlandse transactie zou gaan. De belastingdienst heeft het verzoek van [naam] Projects tot terugbetaling van BTW afgewezen.

    3.6 Per 15 juli 2003 heeft de bank -in haar hoedanigheid van pandhouder- ingestemd met de verkoop van een aantal roerende zaken door [scheepswerf] aan de heer [naam]. Betaling van de overeengekomen som van EUR 92.500,-- heeft in eerste instantie op een rekening van de bank plaatsgevonden op 23 september 2003. Na faillissement is [scheepswerf] op 25 maart 2004 op haar rekening gecrediteerd voor het bedrag van EUR 92.500,-

    3.7 Op of omstreeks 1 april 2004 heeft de bank een aantal boekingen verricht. Zij heeft onder meer verrekend in rekening courant:

    - het creditsaldo zoals dat luidde per faillissementsdatum van EUR 1.637.265,99 van de rekening met nummer 66.08.71.130, toebehorend aan [scheepswerf];

    - een bedrag van EUR 92.500,-- dat als gevolg van de verkoop van roerende zaken op 25 maart 2004 op de bankrekening van [scheepswerf] was bijgeboekt;

    - een bedrag van EUR 5.009,35 dat in opdracht van Essent op 25 maart 2004 op de bankrekening van [scheepswerf] was bijgeboekt;

    - een bedrag van EUR 1.576,52 dat in opdracht van de Goudse op 29 april 2004, 1 mei 2004 en 5 mei 2004 was bijgeboekt;

    - een bedrag van EUR 5.022,95 dat in opdracht van Atlas Copco op de bankrekening van [scheepswerf] was bijgeboekt;

    - een bedrag van EUR 30.443,11 dat als gevolg van rentebijschrijvingen op de bankrekening van [scheepswerf] was bijgeboekt na faillissement.

    3.8 Vóór het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT