Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 16 de Marzo de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Marzo de 2011
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 16 maart 2011

Rekestnummer : 200.054.470.01

Rekestnr. rechtbank : VZ VERZ 09-4510

[appellant],

wonende te [adres]

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de verzoeker,

advocaat mr. J.R. Bügel te Dronten.

Als belanghebbende zijn aangemerkt:

  1. [belanghebbende],

    wonende te [adres]

  2. [belanghebbende],

    wonende te [adres],

  3. [belanghebbende],

    wonende te [adres]

  4. [belanghebbende],

    wonende te [adres]

    PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

    De verzoeker is op 29 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 september 2009 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam.

    Van de zijde van de verzoeker zijn bij het hof op 28 januari 2010 (per fax) en 29 januari 2010 (per gewone post) dezelfde aanvullende stukken ingekomen.

    Op 11 februari 2011 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, en de belanghebbenden [belanghebbende] [belanghebbende] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.

    Ter terechtzitting hebben belanghebbenden, met instemming van de verzoeker, alsnog een stuk d.d. 29 september 2009 [adres] de verzoeker genaamd “[stuk] welk stuk in eerste aanleg door de verzoeker is overgelegd, doch niet in hoger beroep.

    PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

    Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

    Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - het verzoek van de verzoeker, strekkende tot uitbetaling van een som ineens als bedoeld in artikel 4:36 BW voor de periode dat hij als meerderjarige in het bedrijf van zijn vader heeft gewerkt van 1 juli 1971 tot 1 juli 1974, afgewezen.

    BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

  5. In geschil is de afwijzing van het verzoek tot uitbetaling van een som ineens, zoals hiervoor beschreven.

  6. De verzoeker verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende alsnog zijn verzoek toe te wijzen, zijnde een som ineens ter grootte van € 126.248,- (bestaande uit een hoofdsom van € 17.411,67 vermeerderd met de wettelijke rente over een periode van 34 jaar).

  7. Ter toelichting op zijn hoger beroep voert de verzoeker - kort samengevat - aan dat de kantonrechter ten onrechte zijn verzoek heeft afgewezen op grond van verjaring. De kantonrechter heeft overwogen dat het in het onderhavige geval gaat om een loonvordering over de periode van 1 juli 1971 tot 1 juli 1974. De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT