Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 25 de Febrero de 2011

Datum uitspraak25 de Febrero de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/1313 WIA + 10/3052 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 20 januari 2010, 08/2698 (hierna: aangevallen uitspraak 1), en van 16 april 2010, 09/637 (hierna: aangevallen uitspraak 2),

in de gedingen tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 25 februari 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Mr. drs. A.H.J. de Kort, advocaat te Sint Michielsgestel, heeft namens appellante hoger beroep ingesteld en het Uwv heeft verweer uitgebracht.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2011.

    Appellante is verschenen, bijgestaan door De Kort. Voor het Uwv is verschenen mr. G.A. Vermeijden.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Appellante heeft zich op 17 september 1998, afgaande op de rapporten van de verzekeringsarts van 6 juli 1999 en de arbeidsdeskundige van 2 september 1999, met nekklachten, schouder- en armklachten zowel links als rechts en migraineklachten ziek gemeld voor haar werk laatstelijk als productiemedewerker via een uitzendbureau gedurende gemiddeld 31,34 uur per week.

      Bij besluit van 20 september 1999 is aan haar per 16 september 1999 een volledige WAO-uitkering toegekend.

    2. Bij besluit van 13 juli 2006 is ongegrond verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 januari 2006 waarbij de WAO-uitkering per 18 maart 2006 is ingetrokken om reden dat er geen verlies aan verdiencapaciteit is en dus de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.

    3. Bij uitspraak van 22 juni 2007 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 13 juli 2006 ongegrond verklaard. Daartegen heeft appellante geen rechtsmiddel aangewend.

    4. Op 23 mei 2006 heeft appellante zich per 2 mei 2006 met chronische rechterheupklachten als gevolg van artrose toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Ter ondersteuning daarvan heeft de huisarts op 5 juni 2006 een tweetal verklaringen van een radioloog van 7 maart 2006 overgelegd. Vervolgens heeft appellante op 31 december 2007 een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend.

      Na verzekeringsgenees- en arbeidskundig onderzoek is bij besluit van 18 februari 2008 vastgesteld dat appellante per

      29 april 2008 geen recht op een WIA-uitkering heeft om reden dat (er geen verlies aan verdiencapaciteit is en dus) de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt. Bij besluit van 7 juli 2008 is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 18 februari 2008 ongegrond verklaard.

      5.1. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 7 juli 2008 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - samengevat - het volgende overwogen.

      5.2. De na...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT