Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 15 de Marzo de 2011
Datum uitspraak | 15 de Marzo de 2011 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
10/2943 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 17 maart 2010, 08/1192 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede (hierna: College)
Datum uitspraak: 15 maart 2011
-
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2011. Appellant is verschenen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
-
OVERWEGINGEN
-
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Het College heeft de bijstand van appellant bij besluit van 7 maart 2007, zoals gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 13 oktober 2008, ingetrokken over de periode van 1 juli 1997 tot en met 30 november 2006 en de gemaakte kosten van bijstand over die periode van hem teruggevorderd tot een bedrag van € 95.843,80. Daaraan is - kort
gezegd - ten grondslag gelegd dat appellant geen melding heeft gemaakt van diverse werkzaamheden op het terrein van de electriciteitsvoorziening, betrokkenheid bij het installeren van hennepkwekerijen, daaruit verkregen inkomsten, en de ontvangst van een forse schadevergoeding wegens een verkeersongeval.
1.2. Op 12 november 2008 heeft appellant beroep ingesteld tegen het besluit van 13 oktober 2008. De inhoud van het beroepschrift luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“ (…) Ik kan mij niet verenigen met het ingenomen standpunt van de Commissie en ben de mening toegedaan dat het besluit van deze Commissie een dwaling is en verzoek dan ook vriendelijk aan de Rechter het besluit van de Commissie te vernietigen en na afwegen van de feiten tot een nieuw besluit te komen. (…)”.
1.3. Bij een op 14 november 2008 gedateerde brief van de griffier van de rechtbank is appellant verzocht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na de dagtekening van deze brief de gronden van het beroep aan te voeren. Daarbij is aangegeven dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren als niet aan het verzoek wordt voldaan. Appellant heeft niet op dat verzoek gereageerd.
-
De rechtbank heeft - uiteindelijk - bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant niet-ontvankelijk...
-
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT