Voorlopige voorziening van Rechtbank Dordrecht, 11 de Marzo de 2011
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 11 de Marzo de 2011 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Dordrecht |
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/136
uitspraak van de voorzieningenrechter
in het geding tussen
[naam verzoeker], verzoeker, en [naam verzoekster], verzoekster, wonende te [woonplaats], tezamen verzoekers,
gemachtigde: mr. G. Ris, advocaat te Dordrecht,
en
het Drechtstedenbestuur, verweerder,
gemachtigde: C.A.M. Nusteling, werkzaam bij de Sociale Dienst Drechtsteden.
-
Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 11 januari 2011 de uitkering die verzoekers ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (hierna: Wwb) beëindigd met ingang van 1 november 2010. Tevens heeft verweerder de verleende bijstand over de periode 28 juni 2010 tot en met 1 november 2010 ingetrokken. Van verzoekers is een bedrag van € 5798,49 teruggevorderd. Dit bedrag moeten verzoekers binnen zes weken na ontvangst van het besluit in één keer terugbetalen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij faxbericht van 24 januari 2011 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij brief van 10 februari 2011 hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 25 februari 2011 ter zitting behandeld.
Verzoekers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Verweerster is verschenen bij gemachtigde.
-
Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 6:16 van de Awb schorst het bezwaar of beroep niet de werking van het besluit waartegen het is gericht, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Wwb doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Wwb kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken, niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent.
Ingevolge artikel 54, derde lid, van de WWB kan het college, onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand en terzake van weigering van bijstand, een dergelijk besluit herzien of intrekken:
-
indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand
-
indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Ingevolge artikel 54, vierde lid van de Wwb, kan het college na het verstrijken van de termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor...
-
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT