Herziening van Rechtbank 's-Gravenhage, Zwolle, 29 de Marzo de 2011
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 29 de Marzo de 2011 |
Uitgevende instantie: | Zwolle |
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 10/26863
Uitspraak op het verzoek om herziening
in het geding tussen:
Rubinta VESTINI,
geboren op 1 juli 1968,
van onbekende nationaliteit,
IND dossiernummer 9402.25.0014, verzoekster,
gemachtigde mr. M.G.C. van Riet, advocaat te
Amsterdam;
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. G.J. Douma,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
-
Procesverloop
Bij uitspraak van 13 februari 2002, onder kenmerk Awb 01/60913 (hierna: de uitspraak) is het beroep van verzoekster tegen de weigering haar een vergunning tot verblijf om klemmende reden van humanitaire aard te verlenen ongegrond verklaard.
Bij brief van 28 juli 2010 heeft verzoekster een verzoek tot herziening van de uitspraak gedaan.
Het verzoek is ter zitting van 4 januari 2011 behandeld. Verzoekster is daarbij verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
-
Overwegingen
2.1 Op grond van artikel 8:88 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
-
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
-
bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
-
waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
2.2 De rechtbank stelt vast dat de uitspraak waarvan verzoekster herziening verzoekt onherroepelijk is geworden op de datum van de uitspraak aangezien tegen de uitspraak geen rechtsmiddel meer kon worden aangewend.
2.2 Verzoekster heeft aangevoerd dat zij in de procedure die uiteindelijk tot de uitspraak heeft geleid heeft gesteld dat zij in het verleden in Nederland een (van de verblijfsstatus van haar moeder Numaj Vestini afgeleide) verblijfsstatus had. Zij beschikte echter in die procedure niet over documenten om dit aan te tonen. Gedurende die procedure is dit volgens verzoekster ook aan de orde gekomen in de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 juni 1999 waarbij is overwogen dat verweerder onvoldoende onderzoek naar de verblijfsstatus van de moeder van verzoekster had gedaan en verweerder met informatie diende te komen. Volgens verzoekster heeft verweerder dit onderzoek nooit verricht en...
-
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT