Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 22 de Abril de 2011

Datum uitspraak22 de Abril de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

09/6557 AKW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 oktober 2009, 09/498 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 22 april 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. I. Petkovski, advocaat te Deventer, hoger beroep ingesteld.

    De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2011.

    Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Petkovski. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

  2. OVERWEGINGEN

    1. De toenmalige Staatssecretaris van Justitie heeft bij besluit op bezwaar van 14 augustus 2008 aan appellant, die sedert 1992 in Nederland verbleef, zijn echtgenote en hun drie kinderen ([naam kind 1], geboren [in] 1995; [naam kind 2], geboren [in] 1998; [naam kind 3], geboren [in] 2006) een verblijfsvergunning verleend met ingang van 3 februari 2005.

    2. Appellant heeft ten behoeve van zijn drie kinderen een op 15 oktober 2008 gedateerde aanvraag om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ingediend. Bij besluit van 25 november 2008 heeft de Svb aan appellant ten behoeve van zijn drie kinderen met ingang van het vierde kwartaal van 2007 enkelvoudige kinderbijslag toegekend. Bij besluit van 28 november 2008 heeft de Svb geen verdere terugwerkende kracht aan deze toekenning gegeven omdat er in het geval van appellant geen bijzondere omstandigheden waren.

    3. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 november 2008. De Svb heeft bij besluit van 4 maart 2009 dit bezwaar ongegrond verklaard en daarbij overwogen dat er geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de AKW, zodat de kinderbijslag van appellant niet met een langere terugwerkende kracht dan één jaar kan worden vastgesteld.

    4.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van 4 maart 2009 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

    4.2. De rechtbank heeft aan deze ongegrondverklaring de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

    De rechtbank is van oordeel dat de door eiser aangevoerde redenen waarom hij eerst op 15 oktober 2008 eerst een aanvraag om kinderbijslag heeft ingediend niet kunnen worden aangemerkt als een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT