Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Amsterdam, 3 de Mayo de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Mayo de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 10/1885 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde I.T. Martens,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder,

gemachtigde J.H. van der Zijden.

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder naar aanleiding van de aanvraag van eiser om een werkloosheidsuitkering bepaald dat eiser tot en met 17 november 2009 niet in aanmerking komt voor een uitkering.

Bij besluit van 12 maart 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 28 maart 2011.

Beide partijen zijn met bericht niet verschenen.

Overwegingen

  1. Feiten en omstandigheden

    1.1. Eiser is krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam geweest bij Kobalt B.V. (Kobalt) In artikel 1.3 van de overeenkomst is het volgende bepaald: “Beide partijen zijn gerechtigd de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen. Opzegging dient schriftelijk te gescheiden tegen het einde van een kalendermaand, met inachtneming van de opzegtermijn van twee maanden voor de werknemer”.

    1.2. De arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd en partijen hebben op 30 september 2009 een beëindigingsovereenkomst ondertekend. In de beëindigingsovereenkomst is bepaald dat het dienstverband per 1 november 2009 wordt beëindigd en dat eiser een beëindigingsvergoeding van € 8.545,24 ontvangt.

    1.3. Eiser heeft per 1 november 2009 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiser tot en met 17 november 2009 niet in aanmerking komt voor een werkloosheidsuitkering.

    1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat uit de tussen eiser en Kobalt gesloten arbeidsovereenkomst blijkt dat de opzegtermijn voor eiser twee maanden bedraagt. Volgens verweerder bedraagt de verlengde opzegtermijn voor de werkgever in dat geval vier maanden. De verlengde opzegtermijn voor de werkgever hoeft niet schriftelijk te worden vastgelegd. Vervolgens heeft verweerder uitgerekend met hoeveel dagen loon de beëindigingsvergoeding overeenkomt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT