Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 27 de Mayo de 2011

Datum uitspraak27 de Mayo de 2011
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

27 mei 2011

Eerste Kamer

10/02917

RM/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Verzoekster],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. R. Menschaert,

t e g e n

  1. [Verweerster 1],

  2. [Verweerder 2],

    beiden wonende te [woonplaats],

  3. [Verweerster 3],

    wonende te [woonplaats],

  4. [Verweerder 4],

    kantoorhoudende te [plaats],

    VERWEERDERS in cassatie,

    niet verschenen.

    Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster]. Verweerders onder 1 tot en met 3 zullen ook worden aangeduid als [verweerster 1], de broer en [verweerster 3] en verweerder onder 4 als de notaris.

  5. Het geding in feitelijke instanties

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. de beschikkingen in de zaak EA 07-3226/3702 van de kantonrechter te Amsterdam van 25 oktober 2007, 11 december 2007, 21 januari 2008 en 11 juni 2009;

    2. de beschikking in de zaak 200.044.421/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 13 april 2010.

    De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

  6. Het geding in cassatie

    Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Verweerders in cassatie hebben geen verweerschrift ingediend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

  7. Beoordeling van de middelen

    De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  8. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 27 mei 2011.

    Rekestnr. 10/02917

    mr. E.M. Wesseling-van Gent

    Parket, 11 februari 2011

    Conclusie inzake:

    [Verzoekster]

    tegen

  9. [Verweerster 1]

  10. [Verweerder 2]

  11. [Verweerster 3]

  12. [Verweerder 4]

  13. Feiten(1) en procesverloop(2)

    1.1 Verzoekster tot cassatie, [verzoekster], is een dochter van de op 30 mei 1998 overleden [betrokkene 1] (hierna: de erflater) en de op 6 oktober 2007 overleden [betrokkene 2] (hierna: de erflaatster). Verweerders in cassatie onder 2, 1 en 3 zijn respectievelijk de broer en zusters van [verzoekster]. Erflaters hebben daarnaast nog twee dochters: [betrokkene 3] en [betrokkene 4].

    1.2 De erflater heeft bij testament zijn nalatenschap tussen de erflaatster en zijn zes kinderen in die zin verdeeld dat hij alle activa en passiva had toegedeeld aan de erflaatster, waartegenover ieder van de kinderen een vordering wegens overbedeling op de erflaatster kreeg die eerst opeisbaar zou zijn bij het overlijden van de erflaatster.

    1.3 De erflaatster heeft bij testament, op 24 november 2004 verleden voor verweerder in cassatie onder 4 (hierna ook: de notaris), over haar nalatenschap beschikt en heeft - onder uitdrukkelijke uitsluiting van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] - [verzoekster] en verweerders in cassatie onder 1-3 tot haar enige erfgenamen benoemd, waarbij zij verweerster in cassatie onder 1, [verweerster 1] (hierna ook: de executeur-testamentair) heeft benoemd tot executeur-testamentair van haar nalatenschap met een afwikkelingsbewind.

    1.4 [verzoekster] heeft op 22 oktober 2007 een verzoek als bedoeld in art. 672 Rv. ingediend bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam.

    Op de mondelinge behandeling van 5 december 2007 heeft zij, onder protest van verweerders in die procedure, zijnde haar broer en haar vier zusters, tevens een verzoek ingediend als bedoeld in art. 4:149 lid 1 onder f BW. Gelet op het protest van verweerders en de verwevenheid van beide verzoeken heeft de kantonrechter bepaald dat deze verzoeken gezamenlijk zullen worden behandeld op een voortgezette mondelinge behandeling. Deze voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 januari 2008, bij welke gelegenheid [verweerster 1] een verweerschrift heeft ingediend. Op deze voortgezette mondelinge behandeling zijn [verzoekster] en haar gemachtigde verschenen, alsmede de executeur-testamentair, verweerder in cassatie onder 2 (hierna ook: de broer) en de gemachtigde.

    Beide gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd.

    1.5 Bij beschikking van 21 januari 2008 (kenmerk BA 07-3226/3702) heeft de kantonrechter de verzochte boedelbeschrijving bevolen onder aanwijzing van de notaris als boedelnotaris en het meer of anders verzochte, waaronder het ontslag van de executeur-testamentair, afgewezen.

    1.6 Op 15 september 2008 heeft [verzoekster] wederom bij de sector kanton van de rechtbank Amsterdam een verzoek ingediend tot ontslag van [verweerster 1] uit haar functie van executeur-testamentair en afwikkelingsbewindvoerder, alsmede tot het treffen van passende maatregelen tegen het falende en partijdige optreden van de notaris bij de boedelafwikkeling, althans de notaris op te dragen de buitenlandse boedelbestanddelen van erflater en erflaatster - waar ook ter wereld - te beschrijven en de door [verzoekster] gevraagde informatie aan haar te verstrekken, alsmede erop toe te zien dat de notaris zich houdt aan zijn verplichtingen en toezeggingen bij de uitoefening van zijn taak, dan wel de notaris te ontheffen uit zijn functie en op de voet van art. 672 Rv. notaris M.J. Meijer in zijn plaats te benoemen.

    Verweerders in cassatie onder 1-4 hebben ieder een verweerschrift ingediend.

    1.7 De zaak is op 28 november 2008 mondeling behandeld. Gezien het verloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter een voortgezette mondelinge behandeling bepaald, die op 1 april 2009(3) heeft plaatsgevonden.

    1.8 Bij beschikking van 11 juni 2009 (kenmerk EA 07-2730) heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen om de notaris te veroordelen tot het aan [verzoekster] verschaffen van informatie en heeft hij [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in de overige onderdelen van haar verzoek.

    1.9 [verzoekster] is, onder aanvoering van zes grieven, van de beschikkingen van de kantonrechter van 21 januari 2008 en van 11 juni 2009 in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te Amsterdam. Zij heeft het hof daarbij verzocht de beschikkingen waarvan beroep te vernietigen, de boedelbeschrijving van 3 februari 2009 te vernietigen en het volledige dossier opnieuw in behandeling te nemen, alsmede de executeur-testamentair en de notaris te ontslaan, met benoeming van notaris M.J. Meijer op de voet van artikel 672 Rv., met de uitdrukkelijke opdracht om:

    • de volledige internationale nalatenschappen van de erflater en de erflaatster te beschrijven en daarvoor met name, doch niet uitsluitend, onderzoek te verrichten naar het verloop van de volledige bankdossiers van de erflaters bij Credit Suisse te Zurich vanaf de aanvang van hun relatie met de bank in 1972 en voorts:

    • onderzoek in te stellen naar wat er is gebeurd met het Zwitsers onroerend goed dan wel de verkoopopbrengst daarvan;

    • onderzoek in te stellen naar wat er is gebeurd met de opbrengst van erflaters aandelen in [A] B.V.;

    • alle gegevens op te vorderen van de tot beide boedels behorende bankkluizen, zowel in Nederland als in Zwitserland;

    • onderzoek te verrichten naar de uitwerking van artikel 13a Successiewet op erflaters pensioen-BV bij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT