Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Breda, 15 de Junio de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Junio de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

vonnis

RECHTBANK BREDA

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 216912 / HA ZA 10-555

Vonnis van 15 juni 2011

in de zaak van

  1. [eiser 1] HODN LIBERTY 2 KOFFIE- EN THEEHUISJE,

    wonende te Roosendaal,

  2. [eiser 2] HODN KOFFIESHOP INTERNATIONAL,

    wonende te Bergen op Zoom,

  3. [eiser 3] HODN KOFFIESHOP SAHARA,

    wonende te Rotterdam,

  4. [eiser 4] OUAZGOUR, HODN KOFFIESHOP CHRISTIANA,

    wonende te Roosendaal,

    eisers,

    advocaat mr. H.E.C.M. Nieland,

    tegen

  5. de publiekrechtelijke rechtspersoon

    DE GEMEENTE BERGEN OP ZOOM,

    zetelend te Bergen op Zoom,

  6. de publiekrechtelijke rechtspersoon

    DE GEMEENTE ROOSENDAAL,

    zetelend te Roosendaal,

    gedaagden,

    advocaat mr. B.J.P.G. Roozendaal.

    Partijen zullen hierna ook de exploitanten en de Gemeenten genoemd worden.

  7. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding, met producties

    - de conclusie van antwoord, met producties

    - de conclusie van repliek, met een productie

    - de conclusie van dupliek, met producties

    - de akte van de koffieshopexploitanten, met een productie.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  8. Het geschil

    2.1. De exploitanten vorderen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de beleidsnota en de daarin vastgestelde beleidsregels van (de Burgemeester van) de Gemeente Bergen op Zoom en (de burgemeester van) de Gemeente Roosendaal zoals vastgelegd in de Nota Cannabisbeleid 2009 onverbindend te verklaren, met veroordeling van de Gemeenten in de proceskosten.

    Voorwaardelijk:

    indien en voor zover de rechtbank die nota niet onverbindend verklaart, de Gemeente Bergen op Zoom en de Gemeente Roosendaal te veroordelen tot schadevergoeding aan de exploitanten, nader op te maken bij staat, met veroordeling van de Gemeenten in de proceskosten.

    2.2. De Gemeenten hebben verweer gevoerd.

  9. De beoordeling

    3.1. Voor de rechtbank staan tussen partijen in deze procedure de volgende feiten vast.

    De exploitanten hebben allen gedurende meerdere jaren in Bergen op Zoom dan wel Roosendaal een horecaonderneming gedreven, waarbij de verkoop van softdrugs bestuurlijk werd gedoogd. Zij dienden te voldoen aan de reguliere eisen die voor een horecagelegenheid golden en voorts aan de door de Gemeenten in het kader van het cannabisbeleid gestelde aanvullende voorwaarden, onder meer inhoudende het voldoen aan de AHOJ-G criteria die ook door het openbaar Ministerie werden en worden gehanteerd in het kader van het strafvorderlijk vervolgingsbeleid. Onder die criteria vallen het verbod van verkoop van softdrugs aan minderjarigen, het verbod meer dan 5 gram softdrugs aan een persoon te verkopen en het verbod een handelsvoorraad van meer dan 500 gram aanwezig te hebben.

    3.2. In 2003 zijn de Gemeenten een samenwerkingsverband met onder meer de politie en het Openbaar Ministerie gestart onder de naam “Courage”. Doel daarvan is de bestrijding van drugscriminaliteit en drugsoverlast. De burgemeesters van de Gemeenten hebben voorts gemeenschappelijk bestuurlijk beleid ontwikkeld. In 2005 is de Nota cannabisbeleid 2005 in werking getreden. Op 1 februari 2007 is de Nota cannabisbeleid 2007 in werking getreden. Deze Nota houdt een aanscherping van de bestuurlijke beleidsregels in.

    3.3. De Gemeenten hebben in 2008 door COT Instituut voor veiligheids- en Crisismanagement (COT) onderzoek laten verrichten naar het aantal drugstoeristen en naar het koopgedrag van coffeeshopklanten. De bevindingen en conclusies van de onderzoekers zijn weergegeven in een rapport “Drugstoeristen in Roosendaal en bergen op Zoom: Tellingen” van mei 2008 en een rapport “Coffeeshopklanten in Roosendaal en Bergen op Zoom: Een enquête op straatniveau” van mei 2008. De burgemeesters van de Gemeenten hebben aanleiding gezien het Cannabisbeleid te wijzigen en vermelden daarover in de Nota cannabisbeleid 2009 onder meer het volgende:

    “Het tot dusverre gevoerde beleid was, voor zover hier van belang, gebaseerd op de gedachte dat de gedoogde coffeeshops (enkel) de lokale markt zouden moeten bedienen en was voorts gericht op beperking van de nadelige effecten voor de omgeving van deze coffeeshops. De gedachte dat het gedoogbeleid er toe strekte de lokale markt zoveel mogelijk te kanaliseren met het oog op het voorkomen van onder meer overlast, impliceerde ook dat met het beleid beoogd werd de stroom drugstoeristen en de daarmee gepaard gaande overlast tegen te gaan. Op basis van deze nieuwe rapporten moet echter geconcludeerd worden dat (…) ondanks dit beleid, sprake is van een onverminderd, relatief zeer grote toestroom van drugstoeristen en dat het merendeel van deze drugstoeristen softdrugs blijkt te kopen bij gedoogde coffeeshops. Daaruit blijkt dat een aantal belangrijke gedachten die ten grondslag lagen aan het oude beleid niet (meer) geheel juist kunnen worden geacht en dat de toepassing van het oude beleid niet bij machte is geweest de stroom van drugstoeristen en de daarmee gepaard gaande overlast binnen de perken te houden. (…) De uitgangspunten van de nieuwe Nota cannabisbeleid 2009 zijn besproken in de lokale driehoek en daarna uitgewerkt in gemeentelijk beleid.”

    Op 23 oktober 2008 hebben de burgemeesters van de Gemeenten een gesprek gehouden met de exploitanten. Daarbij is hen het voornemen medegedeeld het cannabisbeleid in die zin te wijzigen dat de verkoop van softdrugs na een overgangsperiode niet meer in het kader van het bestuurlijke beleid wordt gedoogd. Met ingang van 3 november 2008 heeft een concept cannabisnota gedurende zes weken ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Op 16 maart 2009 is de Nota Cannabisbeleid 2009 in werking getreden. Dit beleid houdt voor de exploitanten onder meer in dat de verkoop van softdrugs met ingang van 16 september 2009 niet meer wordt gedoogd. Voorts is ook op de exploitanten het zogeheten “one strike you’re out” principe van toepassing geworden. Dit principe houdt in dat overtreding van onder meer één van de bovengenoemde AHOJ-G criteria, nadat daarvoor eenmaal een waarschuwing is verstrekt, gevolgd wordt door een besluit inhoudende sluiting van de gelegenheid voor de duur van vijf jaren. Ten aanzien van de belangen van de exploitanten is in de Nota het volgende vermeld:

    “Het vorenstaande neemt niet weg dat de burgemeester bereid is zich de belangen van de coffeeshophouders, die mogelijk nadeel zullen ondervinden als gevolg van de beleidswijziging, aan te trekken en wel op de navolgende wijze. De burgemeester is ten eerste bereid hen tot 16 september 2009 in de gelegenheid te stellen zich aan te passen aan de nieuw ontstane situatie. Dit betekent dat bij de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet eerst vanaf 16 september 2009, door de burgemeester (…) geen verkoop in softdrugs meer wordt gedoogd, ook niet in coffeeshops. Aldus wordt de coffeeshophouders, mede gelet op het reeds in oktober 2008 aangekondigde nieuwe beleid, een redelijke termijn geboden om zich aan te passen aan de nieuw ontstane situatie. Daarenboven is het gemeentebestuur (…) bereid de coffeeshophouders tegemoet te komen door hen aan te bieden, voor zover dat naar het oordeel van het college in het concrete geval redelijk is te achten, het pand waarin zij hun coffeeshop exploiteerden aan te kopen tegen de – eventueel door een onafhankelijk taxateur, met inachtneming van de geldende voorschriften vast te stellen – marktwaarde. Voor zover de betreffende coffeeshophouder geen eigenaar van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT