Herziening van Council of State (Netherlands), 9 de Junio de 2011

Datum uitspraak 9 de Junio de 2011
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201010753/1/V2.

Datum uitspraak: 9 juni 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

1. [vreemdeling],

2. de minister voor Immigratie en Asiel,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 14 oktober 2010 in zaak nr. 09/45943 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 14 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 10 november 2010, en de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 11 november 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.

De vreemdeling en de minister hebben een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

In het hoger beroep van de vreemdeling

2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.

2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond.

In het hoger beroep van de minister

2.3. In de enige grief klaagt de minister dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat geen aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, op de grond dat zonder nadere motivering niet valt in te zien dat de vreemdeling bij uitzetting naar Mogadishu geen reëel risico loopt op ernstige schade, als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT