Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 31 de Mayo de 2011

Datum uitspraak31 de Mayo de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/6668 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 8 november 2010, 09/2003 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: College)

Datum uitspraak: 31 mei 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. L.E.I.K. Jaminon, advocaat te Echt, hoger beroep ingesteld en nadere stukken in het geding gebracht.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Jaminon. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J.G. Kubben, werkzaam bij de gemeente Sittard-Geleen.

  2. OVERWEGINGEN

    1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellante en haar partner E.H.E. [M.]hierna: partner) hebben op 1 april 2009 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het College deze aanvraag buiten behandeling gesteld.

      1.2. Bij besluit van 5 oktober 2009 heeft het College het bezwaar van appellante en haar partner tegen het besluit van 26 mei 2009 gegrond verklaard, dat besluit herroepen en de aanvraag van 1 april 2009 afgewezen op de grond dat appellante en haar partner de in het kader van de aanvraag op hen rustende inlichtingenverplichting onvoldoende zijn nagekomen, waardoor niet kan worden vastgesteld of zij recht op bijstand hebben.

    2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 5 oktober 2009 ongegrond verklaard.

    3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante bestrijdt, kort samengevat, het oordeel van de rechtbank dat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie in de periode voorafgaand aan de in geding zijnde bijstandsaanvraag. Appellante stelt voorts dat zij alle informatie die zij kon overleggen heeft overgelegd en dat geen sprake is van een evenredige belangenafweging.

    4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

      4.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WWB heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT