Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank Groningen, Voorzieningenrechter, 31 de Marzo de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak31 de Marzo de 2011
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK GRONINGEN

Sector Bestuursrecht

Zaaknr: AWB 11/176 en 11/177 WRO

van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van

[verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster,

ten aanzien van het besluit van 11 januari 2011 van

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt, verweerder,

gemachtigde: J.H. Samberg, werkzaam bij de gemeente.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 11 januari 2011 heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze van verzoekster, een projectbesluit, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), vastgesteld ten behoeve van het oprichten van een woning met bijgebouw door de heer J.K. Koning (hierna: de belanghebbende) op een perceel aan de Hoofdstraat te Beerta, kadastraal bekend gemeente Beerta, sectie K, nummer 131.

    Verzoekster heeft bij brief van 1 maart 2011 tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.

    Bij verzoekschrift van 1 maart 2011 is namens verzoekers de voorzieningenrechter gevraagd met betrekking tot het voornoemde besluit een voorlopige voorziening te treffen.

    Verweerder heeft bij brief van 9 maart 2011 de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.

    Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, aan partijen verzonden.

    Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank op 22 maart 2010, alwaar verzoekster in persoon is verschenen, vergezeld van [de man]

    Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de voornoemde gemachtigde en E. Engelage.

  2. Rechtsoverwegingen

    2.1 Feiten en omstandigheden

    Namens belanghebbende is op 15 mei 2008 een aanvraag om reguliere bouwvergunning ten behoeve van het oprichten van een woning met bijgebouw op een perceel aan de Hoofdstraat te Beerta, kadastraal bekend gemeente Beerta, sectie K, nummer 131.

    Verweerder heeft de bouwaanvraag ter advisering voorgelegd aan Libau welstands- en monumentenzorg Groningen (hierna: de welstandscommissie). In het advies van 19 december 2008 heeft de welstandscommissie onder verwijzing naar een eerder advies van 15 november 2007 aangegeven dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Voorts wordt door de welstandscommissie geadviseerd om de woning 30 à 40 meter naar achter te verschuiven. Door de linkergevel meer kwaliteit te geven, kan een gewijzigde opzet ontstaan die meer recht doet aan de belangrijke hoekligging en niet meer conflicteert met de omgeving. In een stempeladvies van 18 februari 2009 heeft de welstandscommissie vervolgens aangegeven dat het (gewijzigde) bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.

    De raad van de (toenmalige) gemeente Reiderland heeft bij besluit van 28 januari 2009 besloten om een projectprocedure, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wro, te starten voor de bouw van een woning aan de Hoofdstraat in Beerta en om de bevoegdheid tot het voeren van de procedure te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.

    Verweerder heeft het voornemen om een projectbesluit te nemen op 11 februari 2009 gepubliceerd in de Staatscourant en het streekblad ‘Oost-Groningen’. Verweerder heeft daarbij de mogelijkheid gegeven om in de periode van 12 februari 2009 tot en met 25 maart 2009 een inspraakreactie in te dienen. Verzoekster heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en bij brief van 23 maart 2009 een inspraakreactie bij verweerder ingediend.

    Verweerder heeft het voornemen in te stemmen met het verzoek om een hogere grenswaarde te verlenen vanwege verkeerslawaai voor een nieuw te bouwen woning aan de Hoofdstraat te Beerta op 11 februari 2009 gepubliceerd in het streekblad ‘Oost-Groningen’. Verzoekster heeft bij brief van 23 maart 2009 een zienswijze bij verweerder ingediend.

    Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen (hierna: het college van GS) heeft bij brief van 18 maart 2009 een inspraakreactie met betrekking tot het voorgenomen projectbesluit bij verweerder ingediend.

    Het waterschap Hunze en Aa’s heeft bij brief van 7 april 2009 een inspraakreactie met betrekking tot het voorgenomen projectbesluit bij verweerder ingediend.

    Verweerder heeft op 26 november 2009 het ontwerpprojectbesluit ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wro vastgesteld. Aan dit ontwerpprojectbesluit heeft verweerder de door Invraplus opgestelde ruimtelijke onderbouwing van 25 juni 2010 ten grondslag gelegd.

    Verweerder heeft het ontwerpprojectbesluit op 2 december 2009 gepubliceerd in de Staatscourant en het streekblad ‘Oost-Groningen’.

    Verzoekster heeft bij brief van 11 januari 2010 een zienswijze bij verweerder ingediend.

    Verweerder heeft op 29 juni 2010 het college van GS verzocht om ontheffing te verlenen van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 (hierna: de Omgevingsverordening) ten behoeve van de bouw van een woning met bijgebouw op het voornoemde perceel te Beerta.

    Het college van GS heeft bij besluit van 23 augustus 2010 de gevraagde ontheffing van het bepaalde in artikel 4.27, eerste en negende lid, van de Omgevingsverordening verleend aan verweerder conform het ontwerpprojectbesluit en de daarbij behorende ruimtelijke onderbouwing.

    Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze van verzoekster, een projectbesluit, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wro, vastgesteld ten behoeve van het oprichten van een woning met bijgebouw door belanghebbende op een perceel aan de Hoofdstraat te Beerta, kadastraal bekend gemeente Beerta, sectie K, nummer 131. Voorts heeft verweerder in dit besluit een hogere geluidsgrenswaarde verleend. Aan dit besluit heeft verweerder de door Invraplus opgestelde ruimtelijke onderbouwing van 6 januari 2011 ten grondslag gelegd.

    Verweerder heeft de vaststelling van het projectbesluit, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wro op 19 januari 2011 gepubliceerd in de Staatscourant en in het huis-aan-huis blad ‘Midweek’.

    2.2 Regelgeving

    Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb, kan, voor zover hier van belang, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan wanneer beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. Deze situatie doet zich hier voor.

    Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).

    Ingevolge artikel 44, eerste lid aanhef en onder c, van de Woningwet mag en moet de reguliere bouwvergunning slechts geweigerd worden, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld dan wel met een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, 3.27 of 3.29 van de Wro of met een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT