Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Arnhem, 1 de Junio de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Junio de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 202532 / HA ZA 10-1293

Vonnis van 1 juni 2011

in de zaak van

de vennootschap naar Duits recht AUST + SMOK GBR,

gevestigd te Rheinberg, Duitsland,

eiseres,

advocaat mr. J.F. Bienfait te Rotterdam,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda.

Partijen zullen hierna Aust + Smok en [gedaagde] genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 16 februari 2011

- de aktes van beide partijen.

Daarna is vonnis bepaald.

De (verdere) beoordeling van het geschil

  1. In het laatste tussenvonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen en beslist (rechtsoverweging 4.4) dat voldoende is komen vast te staan dat de verzekeraar een deel van de schade heeft vergoed aan Aust + Smok en dat gelet daarop laatstgenoemde in ieder geval gerechtigd is in deze procedure namens de verzekeraar - die, zo is onbestreden, in het recht van verhaal is gesubrogeerd - de door de verzekeraar uitgekeerde schade te vorderen.

    [gedaagde] is het met deze beslissing kennelijk niet eens.

  2. In bepaalde gevallen waarin de zonder voorbehoud gegeven beslissing, zoals hier aan de orde, berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag is de rechter op grond van de eisen van een goede procesorde bevoegd de eindbeslissing te heroverwegen (HR 25 april 2008, NJ 2008, 553). [gedaagde] heeft ook nu niet weersproken dat de verzekeraar een deel van de schade aan Aust + Smok heeft vergoed. Zij heeft slechts, met het aangeven van een aantal veronderstellingen de “vorderingsgerechtigdheid” van de verzekeraar betwist. Dat is tegenover de vaststaande uitkering van de verzekeraar aan Aust + Smok onvoldoende voor een heroverweging als vorenbedoeld. Gebleven wordt dan ook bij hetgeen eerder is overwogen en beslist.

    Verjaring

  3. In het laatste tussenvonnis is partijen verzocht zich erover uit te laten of tussen hen in geschil is of de verjaring al dan niet door Aust + Smok is gestuit.

  4. Aust + Smok heeft aangevoerd dat de in het laatste tussenvonnis onder 2.10 genoemde brieven die mr. Bienfait (op 19 februari 2008, 29 mei 2008 en 16 juli 2008) namens “den Eigner und die Versicherer vom Tms Minor” aan [gedaagde] heeft geschreven, zijn te beschouwen als stuitingsbrieven namens Aust + Smok, omdat laatstgenoemde als economisch eigenaar (“Ausrüster”) het schip exploiteerde en als zodanig onder het begrip “Eigner” valt, zodat met de genoemde stuitingsbrieven onmiskenbaar is aangegeven dat (ook) Aust+Smok de verjaring hebben gestuit. Ter staving daarvan heeft Aust + Smok overgelegd het commentaar op de paragrafen 1 en 2 van het Binnenschiffahrtsgesetz (hierna BSG) door [betrokkene 1] en [betrokkene 2].

    [gedaagde] heeft betwist dat de verjaring door de genoemde brieven is gestuit. Volgens haar is Aust + Smok niet te beschouwen als de “Eigner” van het schip.

  5. Ingevolge het hier toepasselijke artikel 7 lid 1 van het Verdrag tot vaststelling van enige eenvormige regelen inzake aanvaring in de binnenvaart, verjaart de onderhavige rechtsvordering tot schadevergoeding door verloop van twee jaren, te rekenen van de dag van het voorval. In lid 3 van dat artikel staat onder meer dat de stuiting van deze verjaring wordt beheerst door de bepalingen van de wet van het gerecht waar de vordering aanhangig is gemaakt. Dat betekent in dit geval dat de vraag of de verjaring is gestuit moet worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 3:317 lid 1 BW.

  6. [gedaagde] heeft op zichzelf niet betwist dat de hiervoor genoemde brieven van 19 februari 2008, 29 mei 2008 en 16 juli 2008 voldoen aan het bepaalde in laatstgenoemd artikellid in die zin, dat zij zijn te beschouwen als een schriftelijke mededeling waarin het recht op nakoming van de verbintenis tot schadevergoeding door de “Eigner” ondubbelzinnig wordt voorbehouden. [gedaagde] heeft slechts opgeworpen dat “de nodige ondubbelzinnigheid ontbreekt voor zover eiser in de overgelegde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT