Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), Notariskamer, 7 de Junio de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Junio de 2011
Uitgevende instantie:Notariskamer

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Bij vervroeging.

Beslissing van 7 juni 2011 in de zaak onder nummer 200.078.093/01 GDW van:

[klager],

zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,

APPELLANT,

gemachtigde: mr. H.J.J. Hendrikse,

t e g e n

  1. [de gerechtsdeurwaarder sub 1],

    gerechtsdeurwaarder te [ ],

  2. [de gerechtsdeurwaarder sub 2],

    gerechtsdeurwaarder te [ ],

  3. [de gerechtsdeurwaarder sub 3],

    gerechtsdeurwaarder te [ ],

    tevens gemachtigde van de sub 1. en sub 2. genoemde gerechtsdeurwaarders,

    GEÏNTIMEERDEN.

  4. Het geding in hoger beroep

    1.1. Van de zijde van appellant (hierna: klager) is bij een op 1 december 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 26 oktober 2010, waarbij de door hem tegen geïntimeerden (hierna: de gerechtsdeurwaarders) ingediende klacht in alle onderdelen ongegrond is verklaard. Op 17 januari 2011 heeft het hof van de zijde van klager een aanvulling op het verzoekschrift ontvangen.

    1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 1 maart 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.

    1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2011. De beide gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

  5. De stukken van het geding

    Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

  6. De feiten

    Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

  7. Het standpunt van klager

    4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij aan hem veel te hoge kosten (“woekerkosten”) in rekening hebben gebracht.

    4.2. Voorts acht klager het laakbaar dat de gerechtsdeurwaarders hem niet kunnen mededelen waar zijn schilderijen zich bevinden, die door hen in beslag zijn genomen en in gerechtelijke bewaring gegeven. Klager stelt door het handelen van de gerechtsdeurwaarders grote schade te hebben geleden. Hij wenst die vergoed te zien.

    4.3. Ten slotte verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij buitenproportionele invorderingsacties hebben genomen door loonbeslag te leggen, hetgeen ertoe heeft geleid dat klager zijn woning en zijn werk is kwijtgeraakt en in zijn goede naam is aangetast. Ook de daarmee samenhangende schade dienen de deurwaarders te vergoeden.

  8. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders

    5.1. De gerechtsdeurwaarders hebben betwist dat zij buitensporige kosten in rekening hebben gebracht. De vordering op klager van oorspronkelijk € 6.664,09 in hoofdsom is sinds 2003 vermeerderd met € 15.329,03 aan rente, € 2.309,11 aan proceskosten, € 1.160,48 aan executiekosten en € 3.915,10 aan opslagkosten. Door klager zelf is in de loop der tijd € 6.983,94 afbetaald, via het loonbeslag is € 1.637,63 geïncasseerd en van (de verzekeringsmaatschappij van) de bewaarder is € 3.000,= ontvangen als vergoeding voor de in het ongerede geraakte schilderijen.

    5.2...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT