Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 1 de Julio de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Julio de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

parketnummer: 23-003350-10

datum uitspraak: 1 juli 2011

TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)

ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-846003-08 tegen

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van

26 juni 2008, 2 juli 2008, 2 en 10 april 2009, 28 oktober 2009, 6 november 2009, 10 en 16 maart 2010 (regiezittingen), 1, 2, 9, 10, 15, 16, 21 en 28 juni 2010 en 1, 2 en 9 juli 2010 (inhoudelijke behandeling) en op de terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2011.

Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door het openbaar ministerie en door de verdediging naar voren is gebracht.

Bevoegdheid van de economische kamer

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging een preliminair verweer gevoerd en aangevoerd dat de economische kamer van de rechtbank niet bevoegd was de tenlastegelegde feiten te berechten.

De verdediging heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de onbevoegdheid van de economische kamer van de rechtbank zal uitspreken.

Procesverloop en wettelijk kader.

De verdachte is bij inleidende dagvaarding met parketnummer 13-846003-08 gedagvaard ter terechtzitting van 26 juni 2008 voor de economische kamer van de rechtbank. Hem is bij inleidende dagvaarding, kort gezegd, ten laste gelegd:

  1. Het feitelijk leiding geven aan een of meer door [medeverdachte 1] begane overtredingen van (onder meer) artikel 10.60 lid 1 van de Wet Milieubeheer;

  2. Het feitelijk leiding geven aan een of meer door [medeverdachte 1] begane overtredingen van (onder meer) artikel 10.60 lid 2 van de Wet Milieubeheer;

  3. Het feitelijk leiding geven aan een of meer door [medeverdachte 1] begane overtredingen van artikel 174 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), subsidiair het feitelijk leiding geven aan door [medeverdachte 1] begane overtredingen van artikel 2 Wet milieugevaarlijke stoffen;

  4. Het feitelijk leiding geven aan een of meer door [medeverdachte 1] begane overtredingen van artikel 225 lid 2 Sr, subsidiair het feitelijk leiding geven aan door [medeverdachte 1] begane overtredingen van artikel 12 a Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

    De onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde strafbare feiten zijn economische delicten.

    De onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde strafbare feiten zijn commune delicten.

    Artikel 38 Wet op de economische delicten (hierna: WED) luidt sinds 1 januari 2002:

    De kennisneming van economische delicten in eerste aanleg is bij uitsluiting opgedragen aan de rechtbank. Economische delicten worden behandeld en beslist door de economische kamers van de rechtbank, bedoeld in artikel 52 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

    Artikel 39 WED luidt sinds 1 juli 2004:

  5. De economische kamers van de rechtbank, bedoeld in artikel 52 van de Wet op de rechterlijke organisatie, behandelen en beslissen ook zaken betreffende strafbare feiten die geen economische delicten zijn, indien de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van die strafbare feiten en die strafbare feiten zijn begaan in samenhang met een of meer economische delicten, en die strafbare feiten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die economische delicten.

  6. ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT