Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Hertogenbosch, 13 de Julio de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Julio de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Hertogenbosch

vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 13 juli 2011

in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 206584 / HA ZA 10-301 van

[A],

wonende te [woonplaats],

eiser,

advocaat mr. A.C.H. Jansen te Wijchen,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HENDRIKS BOUWBEDRIJF OSS B.V.,

gevestigd te Oss,

gedaagde,

advocaat mr. R. Gruben te Voorburg,

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 213314 / HA ZA 10-1382 van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HENDRIKS BOUWBEDRIJF OSS B.V.,

gevestigd te Oss,

eiseres,

advocaat mr. R. Gruben te Voorburg,

tegen

  1. de vennootschap onder firma

    HEGER BOUW,

    gevestigd te Veen,

    gedaagde,

    advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,

  2. [X],

    wonende te [woonplaats],

    gedaagde,

    advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,

  3. [Y],

    wonende te [woonplaats],

    gedaagde,

    advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,

  4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    STUC-LINE B.V.,

    gevestigd te Gemert,

    gedaagde,

    advocaat mr. J.J.S. Bezemer te 's Hertogenbosch.

    Partijen in de hoofdzaak zullen hierna [A] en Hendriks worden genoemd.

    Partijen in de vrijwaring zullen hierna Hendriks, Heger Bouw, Heger Bouw c.s. (gedaagden 1 t/m 3 gezamenlijk) en Stuc-Line worden genoemd.

    Gedaagden 2 en 3 zijn vennoten van Heger Bouw.

  5. De procedure in de hoofdzaak

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 6 oktober 2010

    - het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2011

    - de brief van [A] van 15 februari 2011 met een enkele opmerking naar aanleiding van het proces-verbaal

    - de brief van Hendriks van 17 februari 2011 met een reactie op de brief van [A].

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  6. De procedure in de vrijwaringszaak

    2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 6 oktober 2010

    - het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2011

    - de brief van Stuc-Line van 13 mei 2011 met een enkele opmerking naar aanleiding van het (pas kort daarvoor aan mr. Bezemer toegestuurde) proces-verbaal van 27 januari 2011.

    2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  7. De feiten

    3.1. [A] is zelfstandig stukadoor en was werkzaam op een bouwplaats toen hem daar op [datum] een ongeval overkwam. Hij werkte op een steiger op vijftien meter hoogte, is door die steiger gezakt en drie meter lager op een balkon gevallen. Hij heeft hierbij letsel opgelopen, waaronder een verbrijzeld hielbeen en gekneusde ribben.

    3.2. [A] werkte mee aan de bouw van een verpleeghuis in Tilburg. Hendriks was de hoofdaannemer van dit bouwproject. Hendriks heeft voor de uitvoering van dit project verschillende onderaannemers ingeschakeld. Aan Schraven Totaal Afbouw BV (hierna: Schraven) heeft Hendriks onder meer het aanbrengen van gevelisolatie uitbesteed. Schraven heeft dit werk op haar beurt uitbesteed aan Heger Bouw c.s.. Ook Heger Bouw c.s. hebben dit werk weer uitbesteed en uiteindelijk is dit werk feitelijk uitgevoerd deels door Stuc-line en deels door Udenstuc, de eenmanszaak van [A].

    3.3. De steiger waarop [A] stond, is daar in opdracht van Hendriks gebouwd door MB Steigerbouw B.V. (hierna: MB Steigerbouw). In opdracht van Hendriks werd de steiger voor oplevering gekeurd door Matemco. Matemco heeft de steiger goedgekeurd en voorzien van goedkeuringslabels. De steiger is opgeleverd op 18 december 2003.

    3.4. Van het ongeval van [datum] is (pas op 14 juli 2004) melding gemaakt bij de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie heeft onderzoek uitgevoerd door de bouwplaats te bezoeken en vier getuigen van het ongeval te horen. In het rapport van de Arbeidsinspectie staat onder meer dat de steigervloer uit twee delen bestond, dat die vloer plotseling onder [A] is weggevallen, en dat als de steigervloer goed in de hengsels had gelegen, het vloerdeel niet omlaag had kunnen vallen. De Arbeidsinspectie heeft een verband kunnen vaststellen tussen overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 juncto artikel 13.6 van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de oorzaak van het ongeval. Omdat [A] een zelfstandig werkend ondernemer zonder personeel was die de werkzaamheden in aangenomen werk uitvoerde, heeft de Arbeidsinspectie volstaan met het maken van het ongevalsrapport.

  8. Het geschil

    in de hoofdzaak

    4.1. [A] vordert een verklaring voor recht dat Hendriks aansprakelijk is voor de schade die [A] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het hem overkomen bedrijfsongeval en een veroordeling van Hendriks tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van Hendriks in de kosten van het geding.

    4.2. [A] heeft zijn vordering aanvankelijk uitsluitend gegrond op het bepaalde in artikel 7:658 lid 4 BW, kort gezegd de aansprakelijkheid van de werkgever voor schade die door ingeleend personeel wordt geleden in de uitoefening van opgedragen werkzaamheden.

    Bij akte van 9 juni 2010 heeft [A] de grondslag van zijn vordering nader aangevuld door tevens een beroep te doen op de artikelen 6:173 en 6:174 BW (aansprakelijkheid van de bezitter van respectievelijk roerende zaken en opstallen), op de artikelen 6:170 en 6:171 BW (aansprakelijkheid voor fouten van (niet-)ondergeschikten), op artikel 6:76 BW (aansprakelijkheid voor hulppersonen), op artikel 7:406 lid 2 BW (aansprakelijkheid van de opdrachtgever), en op artikel 6:162 BW.

    [A] stelt dat hij door het ongeval blijvend letsel heeft opgelopen waardoor hij zijn beroep van stukadoor niet meer kan uitoefenen. Hierdoor lijdt hij schade.

    4.3. Hendriks voert verweer. Hendriks acht zich op geen van de door [A] aangevoerde gronden aansprakelijk voor de schade van [A] en doet ook een beroep op eigen schuld aan de zijde van [A] (artikel 6:101 BW).

    Hendriks meent dat de schade in deze procedure kan worden begroot en behoudt zich het recht voor verweer te voeren voor wat betreft de hoogte van de schade. Hij doet een beroep op voordeelverrekening voor wat betreft een aanspraak die [A] heeft jegens RVS Schadeverzekering NV.

    4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

    in de vrijwaringszaak

    4.5. Hendriks vordert om gedaagden in de vrijwaring hoofdelijk, althans ieder afzonderlijk te veroordelen om aan Hendriks te betalen datgene waartoe Hendriks als gedaagde in de hoofdzaak jegens [A] mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding in vrijwaring, eveneens vermeerderd met wettelijke rente.

    4.6. Hendriks meent dat indien zij aansprakelijk is voor de schade van [A], gedaagden daarvoor naast Hendriks mede aansprakelijk zijn, gelet op de onderlinge verhouding tussen gedaagden enerzijds en [A] anderzijds. Hendriks doet een beroep op de artikelen 6:102 lid 1 juncto artikel 6:10 e.v. BW en voert hiertoe het volgende aan.

    Heger Bouw c.s. hebben de stukadoorswerkzaamheden (deels) in onderaanneming uitbesteed aan Stuc-Line, die op zijn beurt weer een deel van het werk heeft uitbesteed aan [A]. [A] was dus ingeleend door en in de bedrijven van Heger Bouw c.s. en Stuc-Line, zodat zij op grond van artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk zijn voor de schade van [A]. Hegerbouw c.s. en Stuc-Line waren bovendien bedrijfsmatig gebruikers van de steiger en daarom uit hoofde van artikel 6:181 BW aansprakelijk. Ook is niet uitgesloten dat een medewerker of zelfstandige hulppersoon van Hegerbouw c.s. of Stuc-Line onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld, bijvoorbeeld door wijzigingen aan de steiger aan te brengen waardoor die onveilig is geworden. Aansprakelijkheid van Hegerbouw c.s. en Stuc-Line op grond van de artikelen 6:170 en 6:171, 6:76 en/of 6:162 BW is dan ook mogelijk. Tot slot zijn Hegerbouw c.s. en Stuc-Line als opdrachtgever aansprakelijk jegens [A] op grond van artikel 7:406 BW.

    4.7. Heger Bouw c.s. voert verweer.

    In de eerste plaats merken zij op dat gedaagde sub 3 eerst op 15 januari 2008, derhalve ná het ongeval, is toegetreden tot de vennootschap, zodat zij niet in privé aansprakelijk is te houden. Ook doen zij een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT