Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Julio de 2011

Datum uitspraak18 de Julio de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/3063 AW + 10/3123 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

de Korpsbeheerder van de politieregio IJsselland (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 april 2010, 09/1824 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)

en

appellant

Datum uitspraak: 18 juli 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.

    Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 31 mei 2010 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Bij brief van 9 juni 2010 heeft betrokkene desgevraagd daarop gereageerd.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2010. Voor appellant is verschenen mr. A.M.A.C. Theunissen, werkzaam bij de politieregio IJsselland. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. M.H. Welter, werkzaam bij de Nederlandse Politiebond.

    Nadat het onderzoek was heropend heeft de Raad, na daartoe van partijen verkregen toestemming, bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      1.1. Betrokkene, aangesteld als ambtenaar bij de politieregio IJsselland, is per 16 november 2006 uitgevallen wegens ziekte. Hem is met ingang van 1 februari 2009 ontslag verleend.

      1.2. Bij brief van 15 april 2009 heeft betrokkene bezwaar gemaakt tegen zijn salarisspecificatie over de maand maart 2009, voor zover daaruit bleek dat hem 23,1 verlofuren worden uitbetaald. Bij besluit van 5 juni 2009 heeft appellant bepaald dat betrokkene aanspraak maakt op uitbetaling van 192,52 verlofuren. Bij besluit van 2 september 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft appellant beslist op het bezwaar van betrokkene, dat door appellant op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht werd geacht tegen het besluit van 5 juni 2009. Daarbij is het besluit van 5 juni 2009 gehandhaafd met daarbij de toevoeging dat een financiële vergoeding ter zake van niet genoten vakantiedagen over de periode van 20 januari 2009 tot 1 februari 2009 zo spoedig mogelijk volgt.

      2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd met de opdracht opnieuw op het bezwaar van betrokkene te beslissen.

      2.2. Aan haar oordeel heeft de rechtbank, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het besluit van 5 juni 2009 en het bestreden besluit vormen gelet op artikel 7:11 van de Awb tezamen één besluit. In geschil is het achterwege laten door appellant van vakantieopbouw voor betrokkene over de periode van 1 januari 2008 tot 1 februari 2009. Als gevolg van de toepassing van artikel 19, vijfde lid, aanhef en onder a, sub 3, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) heeft over deze periode geen vakantieopbouw plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT