Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 21 de Septiembre de 2011

Datum uitspraak21 de Septiembre de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/3563 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 mei 2010, 09/397 (aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Datum uitspraak: 21 september 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. G.P. Oberman, advocaat, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Voormelde gemachtigde heeft bij schrijven van 18 november 2010 een brief van

    10 november 2008 van appellante in het geding gebracht.

    Het Uwv heeft bij brief van 2 augustus 2011 een besluit van 3 november 2008 betreffende de toekenning aan appellante van uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) met ingang van 1 december 2008 naar de Raad gezonden.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2011. Namens appellante was voormelde gemachtigde aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Appellante is op 1 april 1997 in dienst getreden van de [naam werkgever A], uit welk dienstverband zij in 2000 ontslag heeft genomen teneinde in dienst te treden van de [naam werkgever B]. Dit dienstverband heeft zij opgezegd om per 1 november 2005 als HRM- adviseur voor 28 uur per week in dien[Werkgever C]naam werkgever C] ([Werkgever C]). Op 21, respectievelijk 28 augustus 2008 hebben de [Werkgever C] en appellante een beëindigingsovereenkomst getekend, inhoudende onder meer een eindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2008 met wederzijds goedvinden en een toekenning van een vergoeding aan appellante van € 54.852,-.

    2. Naar aanleiding van de aanvraag van appellante om een WW-uitkering heeft het Uwv haar bij besluit van 17 oktober 2008 medegedeeld, dat zij tot 1 december 2008 geen WW-uitkering kan ontvangen: indien de werkgever haar dienstverband (op reguliere wijze) zou hebben opgezegd zou tot en met 30 november 2008 een opzegtermijn hebben gegolden, terwijl de aan haar toegekende beëindigingsvergoeding deels moet worden aangemerkt als onverminderde doorbetaling van loon (over de opzegtermijn). Het door appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit van 17 oktober 2008 is door het Uwv bij besluit van 5 januari 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen, dat ingevolge artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de werkgever bij een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT