Voorlopige voorziening van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 1 de Marzo de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Marzo de 2011
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector familie

Zaaknummer : 200.072.990/01

Rolnummer rechtbank : KG ZA 10-554

arrest van de familiekamer d.d. 1 maart 2011

inzake

[de [de vrouw]]wonende te [gemeente],

appellante,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. J.C. van den Doel te Zierikzee,

tegen

[de man],

wonende te [gem[buitenland],

geïntimeerde,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. H.S.K. Jap-A-Joe te Utrecht.

Het geding

Bij exploot van 16 augustus 2010 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 juli 2010, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen. Bij exploot van 24 augustus 2010 is de zittingsplaats van het gerechtshof hersteld van ’s-Hertogenbosch in ’s-Gravenhage.

Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.

De voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard van de vordering van de vrouw – strekkende tot afgifte door de man aan de vrouw van de minderjarige dochter van partijen – kennis te nemen en heeft bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.

De vrouw heeft mondeling van eis geconcludeerd overeenkomstig de grieven en gronden zoals opgenomen in de dagvaarding. De vrouw heeft daarbij gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de volledige vordering van de vrouw als gevorderd in eerste aanleg alsnog zal toewijzen en de man zal veroordelen in de kosten van beide instanties, althans de proceskosten tussen partijen zal compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep.

Partijen hebben arrest gevraagd en hun procesdossiers aan het hof overgelegd.

Beoordeling van het hoger beroep

  1. Tegen de feiten zoals deze door de voorzieningenrechter onder 2 in het bestreden vonnis zijn vastgesteld is niet opgekomen, zodat het hof in dit hoger beroep van die feiten uitgaat.

  2. Het geschil betreft, kort samengevat, de medewerking van de man aan de afgifte aan de vrouw van de minderjarige dochter va[voornaam]ijen: [kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [voornaam]).

  3. De vrouw stelt in haar eerste grief dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van een ongeoorloofde overbrenging in de zin van artikel 10 van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT